Voeding en gezondheid

Mensen met overgewicht verliezen met een vetarm of koolhydraatarm dieet na 6 maanden 8-9 kg

Onderzoeksvraag:
Veel claims zijn gemaakt over de superioriteit van een dieet over een andere voor het induceren van gewichtsverlies. Echter, welk dieet het beste is, blijft onduidelijk. Daarom werd dit overzichtsartikel uitgevoerd.

Wat is het beste dieet om af te vallen voor mensen met overgewicht?

Studieopzet:
Dit overzichtsartikel bevatte 48 RCT’s met 7286 deelnemers.

Resultaten en conclusies:
De onderzoekers vonden dat een koolhydraatarm dieet het lichaamsgewicht na 6 maanden significant met 8.73 kg [95% BI = 7.27 tot 10.20 kg] en na 12 maanden significant met 7.25 kg [95% BI = 5.33 tot 9.25 kg] verlaagde.

De onderzoekers vonden dat een vetarm dieet het lichaamsgewicht na 6 maanden significant met 7.99 kg [95% BI = 6.01 tot 9.92 kg] en na 12 maanden significant met 7.27 kg [95% BI = 5.26 tot 9.34 kg] verlaagde.

De onderzoekers vonden dat het verschil in gewichtsverlies minimaal was tussen de verschillende diëten. Zo leidde het Atkins dieet na 6 maanden tot 1.71 kg meer gewichtsverlies dan het Zone dieet.

De onderzoekers vonden ook dat een succesvol gewichtsverlies niet alleen te danken was aan het volgen van een dieet. Zo verloren mensen die steun kregen om hun eetgewoonten te veranderen, na 6 maanden 3.23 kg [95% BI = 2.23 tot 4.23 kg] aan lichaamsgewicht en 1.08 kg [95% BI = -1.82 tot 3.96 kg] na 12 maanden. Mensen die regelmatige lichaamsbeweging deden, verloren na 6 maanden 0.64 kg [95% BI = -0.35 tot 1.66 kg] en 2.13 kg [95% BI = 0.43 tot 3.85 kg] na 12 maanden.

De onderzoekers concludeerden dat het volgen van een koolhydraat- of vetarm dieet het gewichtsverlies onder mensen met overgewicht verlaagde. Echter, voor het gewichtsverlies maakt het niet uit of gekozen wordt voor een vet- of een koolhydraatarm dieet.

Oorspronkelijke titel:
Comparison of Weight Loss Among Named Diet Programs in Overweight and Obese AdultsA Meta-analysis by Johnston BC, Kanters S, […], Mills EJ.

Link:
http://jama.jamanetwork.com/article.aspx?articleid=1900510

Extra informatie van El Mondo:
Mensen met overgewicht hebben een BMI groter dan 25. Mensen met overgewicht worden aangeraden te kiezen voor producten met 20-30 En% vet, 0-7 En% verzadigd vet, 20-40 En% koolhydraten, 10-25 En% suikers en minimaal 1.5 gram vezels per 100 kcal. Welke producten uit de supermarkt 20-30 En% vet, 0-7 En% verzadigd vet, 20-40 En% koolhydraten, 10-25 En% suikers en minimaal 1.5 gram vezels per 100 kcal bevatten, kunt u hier opzoeken.

Een koolhydraatnarm dieet is een dieet met 20-40 En% koolhydraten, waarvan 10-25 En% suikers. De eenvoudigste manier om een koolhydraatarm dieet te volgen, is door uitsluitend producten te eten die ook 20-40 En% koolhydraten, waarvan 10-25 En% suikers bevatten. Welke producten 20-40 En% koolhydraten, waarvan 10-25 En% suikers bevatten, kunt u hier opzoeken.
Maar de meest praktische manier om een koolhydraatarm dieet te volgen, is door te kiezen voor producten die gemiddeld 20-40 En% koolhydraten, waarvan 10-25 En% suikers leveren.

Een vetarm dieet is een dieet met 20-30 En% vet, waarvan 0-7 En% verzadigd vet.
Een eiwitrijk dieet is een dieet met 20-35 En% eiwit.
Een vezelrijk dieet is een dieet met minimaal 1.5 gram vezels per 100 kcal.

Vind hier meer studies over overgewicht.

Een hoge inname van suikergezoete vruchtensap verhoogt suikerziekte type 2

Onderzoeksvraag:
Verschillende prospectieve studies waren uitgevoerd om de relatie tussen het drinken van vruchtensap en het risico op het krijgen van suikerziekte type 2 te onderzoeken. Echter, de resultaten zijn niet eenduidig en daarom werd dit overzichtsartikel uitgevoerd.

Verhoogt het drinken van vruchtensap de kans op het krijgen van suikerziekte type 2?

Studieopzet:
Dit overzichtsartikel bevatte 4 prospectieve studies (191686 deelnemers met 12375 mensen met suikerziekte type 2) die de relatie tussen suikergezoete vruchtensap en suikerziekte type 2 en 4 prospectieve studies (137663 deelnemers en 4906 mensen met suikerziekte type 2) die de relatie tussen 100% vruchtensap en suikerziekte type 2 onderzochten.

De follow-up duur varieerde tussen 5.7 en 25 jaar.

Er was geen sprake van publicatie bias (p = 0.71 voor Begg's test en p = 0.77 voor Egger’s test).

Resultaten en conclusies:
De onderzoekers vonden dat een hoge inname van vruchtensap (suikergezoet en 100% sap) de kans op het krijgen van suikerziekte type 2 significant met 14% [RR = 1.14, 95% BI = 1.03-1.27 p = 0.01, I2 = 43.5%, p = 0.09] verhoogde. Significant want RR van 1 zat niet in de  95% BI van 1.03 tot 1.27.

De onderzoekers vonden in de subgroepen-analyses dat een hoge inname van suikergezoete vruchtensap de kans op het krijgen van suikerziekte type 2 significant met 28% [RR = 1.28, 95% BI = 1.04-1.59, p = 0.02, I2 = 43.3%, p = 0.184] verhoogde. Significant wil zeggen, er is een verband bij een 95% betrouwbaarheid.

De onderzoekers vonden in de subgroepen-analyses dat een hoge inname van 100% vruchtensap de kans op het krijgen van suikerziekte type 2 niet-significant met 3% [RR = 1.03, 95% BI = 0.91-1.18, p = 0.62, I2 = 6.2%, p = 0.362] verhoogde. Niet-significant wil zeggen, er is geen verband bij een 95% betrouwbaarheid.

De onderzoekers concludeerden dat alleen een hoge inname van suikergezoete vruchtensap de kans op het krijgen van suikerziekte type 2 verhoogde.

Oorspronkelijke titel:
Intake of Fruit Juice and Incidence of Type 2 Diabetes: A Systematic Review and Meta-Analysis by Xi B, Li S, […], Steffen LM.

Link:
http://www.plosone.org/article/info%3Adoi%2F10.1371%2Fjournal.pone.0093471#pone-0093471-g003

Extra informatie van El Mondo:
Lees hier meer over suikerziekte type 2.

Dagelijks 330 ml frisdrank verhoogt suikerziekte type 2

Onderzoeksvraag:
Verhoogt het drinken van frisdrank de kans op het krijgen van suikerziekte type 2?

Studieopzet:
Dit overzichtsartikel bevatte prospectieve cohort studies.
De tussen-studie heterogeniteit was hoog.

Resultaten en conclusies:
De onderzoekers vonden voor elke 330 ml frisdrank gezoet met suikers, per dag een significant verhoogde risico van 20% [95% BI = 1.12-1.29, p < 0.001] op het krijgen van suikerziekte type 2.
Dit verhoogde risico nam licht af in studies waarbij gecorrigeerd werd voor het BMI.

De onderzoekers vonden voor elke 330 ml frisdrank gezoet met zoetstoffen, per dag een significant verhoogde risico van 13% [95 % BI = 1.02-1.25, p = 0.02] op het krijgen van suikerziekte type 2.

De onderzoekers concludeerden dat het drinken van frisdrank het risico op het krijgen van suikerziekte type 2 verhoogde.

Oorspronkelijke titel:
Association between sugar-sweetened and artificially sweetened soft drinks and type 2 diabetes: systematic review and dose-response meta-analysis of prospective studies by Greenwood DC, Threapleton DE, […], Burley VJ.

Link:
http://www.ncbi.nlm.nih.gov/pubmed/24932880

Extra informatie van El Mondo:
Vind hier meer studies over suikerziekte type 2.

Een hoge plantaardige vetinname verlaagt suikerziekte type 2 bij vrouwen

Onderzoeksvraag:
Is er een relatie tussen het eten van macronutriënten (koolhydraten, vetten en eiwitten) en het krijgen van suikerziekte type 2?

Studieopzet:
Dit overzichtsartikel bevatte 22 cohort studies.

Resultaten en conclusies:
De onderzoekers vonden dat een hoge koolhydrateninname via voeding het risico op het krijgen van suikerziekte type 2 significant met 11% [RR = 1.11, 95% BI = 1.01-1.22, p = 0.035] verhoogde. Echter, dit verhoogde risico werd niet waargenomen in een analyse gestratificeerd naar geslacht.

De onderzoekers vonden dat een hoge plantaardige vetinname, de kans op het krijgen van suikerziekte type 2 bij vrouwen significant bij met 24% [RR = 0.76, 95% BI = 0.68-0.85, p < 0.001] verlaagde. Significant wil zeggen, er is een verband bij een 95% betrouwbaarheid.

De onderzoekers vonden voor andere macronutrienten (vetten en eiwitten) geen significante associatie met het risico op het krijgen van suikerziekte type 2.

De onderzoekers concludeerden dat een hoge koolhydrateninname via voeding de kans op het krijgen van suikerziekte type 2 verhoogde, terwijl een hoge plantaardige vetinname de kans op het krijgen van suikerziekte type 2 bij vrouwen verlaagde.

Oorspronkelijke titel:
Macronutrient intakes and development of type 2 diabetes: a systematic review and meta-analysis of cohort studies by Alhazmi A, Stojanovski E, […], Garg ML.

Link:
http://www.ncbi.nlm.nih.gov/pubmed/23378452

Extra informatie van El Mondo:
Een hoge koolhydrateninname via voeding komt in de praktijk neer op een dagelijkse voeding met meer dan 70 En% koolhydraten. De eenvoudigste manier om dagelijks een voeding met minder 70 En% koolhydraten te eten, is te kiezen voor producten die ook minder dan 70 En% koolhydraten leveren. Welke producten in de supermarkt minder dan 70 En% koolhydraten leveren, kunt u hier opzoeken.

Vind hier meer studies over vetconsumptie.

Het overzichtsartikel van cohort studies geeft antwoord op de volgende vraag:
”Moet ik mijn voedingspatroon veranderen?”. Op grond van de conclusie hierboven houdt in dat vrouwen meer plantaardige vet via voeding moet binnenkrijgen om zo de kans op het krijgen van suikerziekte type 2 te verlagen.

Een laag GI-dieet nog geen onderdeel van een voedingstherapie bij cystische fibrose

Onderzoeksvraag:
Minder dan 25% van de mensen met cystische fibrose-gerelateerde diabetes mellitus (CFRD) overleeft de leeftijd van 30 jaar, vergeleken met 60% van de mensen met cystische fibrose (taaislijmziekte) maar zonder  diabetes mellitus (suikerziekte).Het gebruik van een laag glycemische index (GI) dieet heeft aangetoond verbeteringen van de glykemische controle bij diabetes teweegbrengt en wordt nu aanbevolen als onderdeel van de dieetbehandeling in zowel diabetes type 1 als type 2. Echter, de implementatie van een laag GI-dieet in een voedingstherapie bij cystische fibrose is onbekend. Het doel van dit overzichtsartikel was om het gebruik van een laag GI-dieet in CFRD te onderzoeken.

Is het gerechtvaardigd om een laag GI-dieet op te nemen in een voedingstherapie bij cystische fibrose?

Studieopzet:
Dit overzichtsartikel bevatte 2 studies.

 

Resultaten en conclusies:
De onderzoekers concludeerden dat het bewijs onvoldoende was om het gebruik van een laag GI-dieet in cystische fibrose aan te bevelen. Maar aangezien er aanwijzingen die het gebruik van een laag GI-dieet in suikerziekte type 1, type 2 en zwangerschapsdiabetes ondersteunen, moet een laag GI-dieet worden getest als een interventie voor cystische fibrose.

Oorspronkelijke titel:
Low Glycaemic Index Dietary Interventions in Youth with Cystic Fibrosis: A Systematic Review and Discussion of the Clinical Implications by Balzer BWR, Graham CL, […], Steinbeck KS.

Link:

http://www.mdpi.com/2072-6643/4/4/286/htm

Extra informatie van El Mondo:
Lees meer over het GI-getal in de presentatie koolhydraten.
Lees meer over cystische fibrose op deze website.

Een laag GI-dieet heeft een GI-getal van 55 of lager oftewel een dieet met minimaal 1.5 gram vezels per 100 kcal.
 

 

Een laag GI-dieet werkt positief op de gezondheid

Onderzoeksvraag:
Welvaartsziekten, zoals hart- en vaatziekten, hoge bloeddruk, diabetes en overgewicht vormen het grootste deel van de sterfte wereldwijd en de incidentie neemt toe naarmate een land meer geïndustrialiseerd wordt. Maar belangrijker nog, ze zijn potentieel vermijdbaar en kunnen worden verlaagd door aanpassingen in het dieet met voedingsmiddelen met een laag glycemische index getal (GI-getal) en veranderingen in de leefstijl en omgeving. Dit overzichtsartikel probeerde daarom een relatie te vinden tussen een dieet met een laag GI-getal en de gezondheid?

Wat zijn de positieve effecten van een dieet met een laag GI-getal?

Studieopzet:
Dit overzichtsartikel was een beschrijvende artikel.

Resultaten en conclusies:
Een laag GI-dieet kan een groterer:

  • Vermindering van de bloeddruk geven
  • Verhoging het lichaamsgevoeligheid voor insuline geven
  • Verbetering van de diabetes geven
  • Vermindering van het risico op hart- en vaatziekten geven
  • Vermindering van het cholesterolgehalte in het bloed geven
  • Vermindering van het gewicht geven

Bovendien is de meest succesvolle dieetinterventie ter ziektepreventie het DASH (Dietary Approaches to Stop Hypertensie) dieet, dat rijk is aan fruit, groenten, volle granen en magere zuivelproducten en daarom waarschijnlijk relatief een laag GI-getal heeft.

Oorspronkelijke titel:
Review Article the glycemic index - a science based diet by Thilakavathy S and Pandeeswari NK.

Link:
http://www.ijpmbs.com/ijpmbsadmin/upload/ijpmbs_506950b3e7f32.pdf

Extra informatie van El Mondo:
Lees meer over het GI-getal in de presentatie koolhydraten.


Een laag GI-dieet heeft een GI-getal van 55 of lager. Een laag GI-dieet geeft minder schommelingen in het bloedsuikergehalte. Minder schommelingen in het bloedsuikergehalte geven minder snel een hongergevoel en dus minder eetmomenten gedurende de dag. Dit verklaart waarom een laag GI-dieet de kans op het krijgen van overgewicht verlaagt.
 

 

Mensen met suikerziekte hebben baat bij een koolhydratenarm-, eiwitrijk-, Mediterraan- of een laag GI-dieet

Onderzoeksvraag:
Welke voedingspatronen hebben positieve effecten op suikerziekte?

Studieopzet:
Dit overzichtsartikel bevatte 20 RCT’s tot augustus 2011 die minimaal 6 maanden duurden en met in totaal 3460 deelnemers.

Resultaten en conclusies:
De onderzoekers vonden dat een koolhydratenarm dieet het HbA1c-gehalte significant met 12% [p = 0.04] verlaagde. Significant wil zeggen, er is een verband bij een 95% betrouwbaarheid.

De onderzoekers vonden dat een laag GI-dieet het HbA1c-gehalte significant met 14% [p = 0.008] verlaagde. Significant want p =0.008 is kleiner dan p = 0.05.

De onderzoekers vonden dat een eiwitrijk dieet het HbA1c-gehalte significant met 28% [p < 0.00001] verlaagde. Significant wil zeggen, er kan met 95% betrouwbaarheid gezegd worden dat een eiwitrijk dieet het HbA1c-gehalte werkelijk met 28% verlaagde.

De onderzoekers vonden dat een Mediterraan dieet het HbA1c-gehalte significant met 47% [p < 0.00001] verlaagde.

De onderzoekers vonden dat het koolhydratenarme dieet het gewicht niet-significant met 0.69 kg [p = 0.21] verlaagde. Niet-significant wil zeggen, er is geen verband bij een 95% betrouwbaarheid.

De onderzoekers vonden dat het Mediterrane dieet het gewicht significant met 1.84 kg [p < 0.00001] verlaagde.

De onderzoekers vonden dat alle diëten, behalve het eiwitrijke dieet het HDL-cholesterol (het goede cholesterol) verhoogde.

De onderzoekers concludeerden dat mensen met suikerziekte baat hadden bij een koolhydratenarm-, eiwitrijk-, Mediterraan- of een laag GI-dieet.

Oorspronkelijke titel:
Systematic review and meta-analysis of different dietary approaches to the management of type 2 diabetes by Ajala O, English P and Pinkney J.

Link:
http://ajcn.nutrition.org/content/97/3/505.abstract

Extra informatie van El Mondo:
Het koolhydratenarme dieet bestaat doorgaans uit 20-40 En% koolhydraten.
Het eiwitrijke dieet bestaat doorgaans uit 20-35 En% eiwit.
Het lage GI-dieet heeft een GI van 55 of lager.
Het Mediterrane dieet bestaat doorgaans uit veel fruit, groenten en granen, matig vis en alcohol en weinig zuivel en vlees. Een dieet met veel fruit, groenten en granen is een dieet met minimaal 1.5 gram vezels per 100 kcal.

Het HbA1c-gehalte is een afspiegeling van de glucoseconcentratie in het bloed gedurende de afgelopen twee à drie maanden. Hoe meer suikers in het bloed zijn, des hoger het HbA1c-gehalte wordt.

Een daling van het HbA1c-gehalte met 1% komt overeen met een daling van 11 mmol/mol.
HbA1c is afgeleid van het bloedeiwit hemoglobine (Hb), Adult (A, adult is Engels voor volwassene) en 1c wil zeggen dat hemoglobine gebonden zit aan D-glucose (in volksmond suiker genoemd).
De streefwaarde bij suikerpatiënten is 7% of lager, wat overeenkomt met 53 mmol/mol of lager.

Peulvruchten verlagen mogelijk de bloedsuikerwaarden in mensen met of zonder suikerziekte

Onderzoeksvraag:
Verlaagt het eten van peulvruchten de bloedsuikergehaltes in mensen met of zonder suikerziekte?

Studieopzet:
Dit overzichtsartikel bevatte 41 RCT’s. Er was sprake van een grote heterogeniteit tussen de studies.

Resultaten en conclusies:
De onderzoekers vonden in 11 RCT’s dat het eten van peulvruchten het gestandaardiseerde gemiddelde verschil van het nuchter bloedsuikergehalte significant met 0.82 [95% BI = -1.36 tot -0.27] verlaagde. Significant wil zeggen, er is een verband bij een 95% betrouwbaarheid.

De onderzoekers vonden in 11 RCT’s dat het eten van peulvruchten het gestandaardiseerde gemiddelde verschil van het insulinegehalte significant met 0.49 [95% BI = -0.93 tot -0.04] verlaagde.

De onderzoekers vonden in 19 RCT’s dat het eten van peulvruchten, als onderdeel van een laag GI-dieet het gestandaardiseerde gemiddelde verschil van het HbA1c-gehalte significant met 0.28 [95% BI = -0.49 tot -0.14] verlaagde.

De onderzoekers vonden in 11 RCT’s dat het eten van peulvruchten, als onderdeel van een vezelrijk dieet het gestandaardiseerde gemiddelde verschil van het nuchter bloedsuikergehalte significant met 0.32 [95% BI = -0.49 tot -0.15] verlaagde.

De onderzoekers vonden in 11 RCT’s dat het eten van peulvruchten, als onderdeel van een vezelrijk dieet het gestandaardiseerde gemiddelde verschil van het HbA1c-gehalte significant met 0.27 [95% BI = -0.45 tot -0.09] verlaagde.

De onderzoekers concludeerden dat het eten peulvruchten alleen of als onderdeel van een laag GI-dieet of vezelrijk dieet, de bloedsuikerwaarden in mensen met of zonder suikerziekte mogelijk verbeterde. Mogelijk omdat er sprake was van een grote heterogeniteit tussen de studies.

Oorspronkelijke titel:
Effect of non-oil-seed pulses on glycaemic control: a systematic review and meta-analysis of randomised controlled experimental trials in people with and without diabetes by Sievenpiper JL, Kendall CW, […], Jenkins DJ.

Link:
http://www.ncbi.nlm.nih.gov/pubmed/19526214

Extra informatie van El Mondo:
Door een grote heterogeniteit tussen de studies is er sprake van een vergelijking van appels met peren. Om een betrouwbare conclusie te kunnen trekken, moet het overzichtsartikel vrij zijn van heterogeniteit tussen de studies en vrij zijn van publicatie bias. Publicatie bias treden op wanneer studies met ongewenste resultaten niet gepubliceerd worden.

Een laag GI-dieet heeft een GI-getal van 55 of lager.
Een vezelrijk dieet bevat minimaal 1.5 gram vezels per 100 kcal.

 

Een hoge GI-voeding verhoogt de kans op hart- en vaatziekten bij vrouwen met overgewicht


Verhoogt een hoge GI-voeding de kans op het krijgen van hart- en vaatziekten en is het gevonden risico bij vrouwen en mannen hetzelfde?

Studieopzet:
Dit overzichtsartikel bevatte 8 prospectieve cohort studies met 220050 deelnemers en 4826 patiënten met hart- en vaatziekte. De leeftijd varieerde tussen 38-79 jaar en de interventieduur varieerde tussen 6-25 jaar. Er was geen indicatie van publicatie bias.

Resultaten en conclusies:
De meta-analyse liet een gepoolde relatieve risico van de GL-voeding voor mannen van 1.08 [95% BI = 0.92-1.27] zien. Anders gezegd, mannen die een hoge GL-voeding aten, liepen niet-significant 8% meer kans op het krijgen van hart- en vaatziekten dan mannen die niet een hoge GL-voeding aten. Niet-significant wil zeggen geen verband.

De meta-analyse liet een gepoolde relatieve risico van de GL-voeding voor vrouwen van 1.69 [95% BI = 1.32-2.16] zien. Anders gezegd, vrouwen die een hoge GL-voeding aten, liepen significant 69% meer kans op het krijgen van hart- en vaatziekten dan vrouwen die niet een hoge GL-voeding aten. Significant wil zeggen, het kan met 95% betrouwbaarheid gezegd worden dat de stijging van 69% werkelijk toe te schrijven was aan het eten van een hoge GL-voeding.

De meta-analyse liet een gepoolde relatieve risico van de GL-voeding voor mannen en vrouwen samen van 1.36 [95% BI = 1.13-1.63] zien. Deze gepoolde relatieve risico was significant want het relatieve risico van 1 zat niet in de 95% BI van 1.13-1.63.

De meta-analyse liet een gepoolde relatieve risico van de GI-voeding voor mannen van 0.99 [95% BI = 0.84-1.16] zien.

De meta-analyse liet een gepoolde relatieve risico van de GI-voeding voor vrouwen van 1.26 [95% BI = 1.12-1.43] zien.

De meta-analyse liet een gepoolde relatieve risico van de GI-voeding voor mannen en vrouwen samen van 1.13 [95% BI = 1.00-1.28] zien.

Beperkt bewijs suggereerde een verhoogde associatie met overgewicht en obesitas.

De onderzoekers concludeerden dat een hoge GL-voeding en een hoge GI-voeding de kans op het krijgen van hart- en vaatziekten bij vrouwen verhoogden, maar niet bij mannen en dit verhoogde risico was meer uitgesproken bij overgewicht.

Oorspronkelijke titel:
Meta-Analysis of Dietary Glycemic Load and Glycemic Index in Relation to Risk of Coronary Heart Disease by Jia-Yi D, Yong-Hong Z, […], Li-Qiang Q.

Link:
http://download.journals.elsevierhealth.com/pdfs/journals/0002-9149/PIIS0002914912006017.pdf

Extra informatie van El Mondo:
Een hoge GI-voeding is een voeding met een GI-getal van 70 of hoger.

Een GI-voeding van 58 verhoogt suikerziekte type 2 en borstkanker

Onderzoeksvraag:
Inconsistente bevindingen uit observationele studies hebben de tegenstrijdigheden over de effecten van  een GI- en GL- dieet op de kans op het krijgen van bepaalde chronische ziekten verlengd. Daarom werd dit overzichtsartikel uitgevoerd.

Verhogen een hoog GI- en GL-dieet de kans op het krijgen van bepaalde chronische ziekte?

Studieopzet:
Dit overzichtsartikel bevatte 37 prospectieve cohort studies tot maart 2007 met 40129 mensen met een chronische ziekte. De studieduur varieerde van 4 tot 20 jaar.

Resultaten en conclusies:
De onderzoekers vonden dat een voeding met het hoogste GI (58)/hoogste GL (142) vergeleken met het laagste GI (49)/laagste GL (92), de kans op het krijgen van suikerziekte type 2 significant met respectievelijk 40% [95% BI = 1.23-1.59] en 27% [5% BI = 1.12-1.45] verhoogde.
Significant verhoogde risico van 40% wil zegen, er kan met 95% betrouwbaarheid gezegd worden dat een voeding met een GI-getal van 58 de kans op het krijgen van suikerziekte type 2 werkelijk met 40% verhoogde.

De onderzoekers vonden dat een voeding met het hoogste GI (58) vergeleken met het laagste GI (49), de kans op het krijgen van hart- en vaatziekten niet-significant met 25% [95% BI = 1.00-1.56] verhoogde. Niet-significant wil zeggen, er is geen verband bij een 95% betrouwbaarheid.

De onderzoekers vonden dat een voeding met het hoogste GI (58)/hoogste GL (142) vergeleken met het laagste GI (49)/laagste GL (92), de kans op het krijgen van aandoeningen aan de galblaas significant met respectievelijk 26% [95% BI = 1.13-1.40] en 40% [5% BI = 1.25-1.60] verhoogde.

De onderzoekers vonden dat een voeding met het hoogste GI (58) vergeleken met het laagste GI (49), de kans op het krijgen van borstkanker significant met 8% [95% BI = 1.02-1.16] verhoogde.

De onderzoekers vonden dat een voeding met het hoogste GI (58)/hoogste GL (142) vergeleken met het laagste GI (49)/laagste GL (92), de kans op het krijgen van alle ziekten gecombineerd significant met respectievelijk 14% [95% BI = 1.09-1.19] en 9% [5% BI = 1.04-1.15] verhoogde.

De onderzoekers concludeerden dat het eten van een voeding met een GI-getal van 58 of GL-getal van 142 de kans op het krijgen van bepaalde chronische ziekten verhoogde.

Oorspronkelijke titel:
Glycemic index, glycemic load, and chronic disease risk—a meta-analysis of observational studies by Barclay AW, Petocz P, […], Brand-Miller JC.

Link:
http://ajcn.nutrition.org/content/87/3/627.full

Extra informatie van El Mondo:
Een voeding met een GL-getal van 142 wil zeggen dat de voeding 142 gram suikers bevat.
Een laag GI-voeding is een voeding met een GI-getal van 55 of lager. GI staat voor glycemische index. Een laag GI-voeding is een voeding met minimaal 1.5 gram vezels per 100 kcal.
Een hoog GI-voeding is een voeding met een GI-getal van 70 of hoger.
Een laag GL-voeding is een voeding met een GL-getal van 10 of lager. GL staat voor glycemische last.
Een hoog GL-voeding is een voeding met een GL-getal van 20 of hoger.

Observationele studies zijn onder andere patiënt-controle studies en cohort studies.

 

Een hoge plantaardige vetinname verlaagt suikerziekte type 2 bij vrouwen

Onderzoeksvraag:
Is er een relatie tussen het eten van macronutriënten (koolhydraten, vetten en eiwitten) en het krijgen van suikerziekte type 2?

Studieopzet:
Dit overzichtsartikel bevatte 22 cohort studies.

Resultaten en conclusies:
De onderzoekers vonden dat een hoge koolhydrateninname via voeding het risico op het krijgen van suikerziekte type 2 significant met 11% [RR = 1.11, 95% BI = 1.01-1.22, p = 0.035] verhoogde. Echter, dit verhoogde risico werd niet waargenomen in een analyse gestratificeerd naar geslacht.

De onderzoekers vonden dat een hoge plantaardige vetinname, de kans op het krijgen van suikerziekte type 2 bij vrouwen significant bij met 24% [RR = 0.76, 95% BI = 0.68-0.85, p < 0.001] verlaagde. Significant wil zeggen, er is een verband bij een 95% betrouwbaarheid.

De onderzoekers vonden voor andere macronutrienten (vetten en eiwitten) geen significante associatie met het risico op het krijgen van suikerziekte type 2.

De onderzoekers concludeerden dat een hoge koolhydrateninname via voeding de kans op het krijgen van suikerziekte type 2 verhoogde, terwijl een hoge plantaardige vetinname de kans op het krijgen van suikerziekte type 2 bij vrouwen verlaagde.

Oorspronkelijke titel:
Macronutrient intakes and development of type 2 diabetes: a systematic review and meta-analysis of cohort studies by Alhazmi A, Stojanovski E, […], Garg ML.

Link:
http://www.ncbi.nlm.nih.gov/pubmed/23378452

Extra informatie van El Mondo:
Een hoge koolhydrateninname via voeding komt in de praktijk neer op een dagelijkse voeding met meer dan 70 En% koolhydraten. De eenvoudigste manier om dagelijks een voeding met minder 70 En% koolhydraten te eten, is te kiezen voor producten die ook minder dan 70 En% koolhydraten leveren. Welke producten in de supermarkt minder dan 70 En% koolhydraten leveren, kunt u hier opzoeken.

Vind hier meer studies over vetconsumptie.

Het overzichtsartikel van cohort studies geeft antwoord op de volgende vraag:
”Moet ik mijn voedingspatroon veranderen?”. Op grond van de conclusie hierboven houdt in dat vrouwen meer plantaardige vet via voeding moet binnenkrijgen om zo de kans op het krijgen van suikerziekte type 2 te verlagen.

Geen verband tussen het eten van α-linoleenzuur en prostaatkanker

Onderzoeksvraag:
α-linoleenzuur (ALA) wordt beschouwd als een hart-beschermende voedingsstof, echter sommige epidemiologische studies suggereren dat consumptie van ALA het risico op prostaatkanker verhoogt. Daarom werd dit overzichtsartikel uitgevoerd.

Verhoogt het eten van α-linoleenzuur de kans op het krijgen van prostaatkanker?

Studieopzet:
Dit overzichtsartikel bevatte 12 studies (7 patiënt-controle studies en 5 prospectieve cohort studies) met 14795 patiënten met prostaatkanker en 231143 controles (mensen zonder prostaatkanker).

De dosering van α-linoleenzuur was 0.05-4.16 g per dag en werd verkregen via FFQ.
Er was geen sprake van publicatie bias.

Resultaten en conclusies:
De onderzoekers vonden dat het eten van veel α-linoleenzuur (3.91 g/dag) vergeleken met weinig (0.7 g/dag), de kans op het krijgen van prostaatkanker niet significant met 8% [95% BI = 0.90-1.29, p = 0.40, I2 = 85%, p < 0.00001] verhoogde. Niet significant wil zeggen, er is geen verband bij een 95% betrouwbaarheid.

De onderzoekers vonden in 7 patiënt-controle studies (4047 patiënten en 4762 controles) dat het eten van veel α-linoleenzuur (3.91 g/dag) vergeleken met weinig (0.7 g/dag), de kans op het krijgen van prostaatkanker niet significant met 30% [95% BI = 0.81-2.07, p = 0.27, I2 = 90%, p < 0.00001] verhoogde. Niet significant wil zeggen, er is geen verband bij een 95% betrouwbaarheid.

De onderzoekers vonden in 5 prospectieve cohort studies (10748 patiënten en 207752 controles) dat het eten van veel α-linoleenzuur (3.91 g/dag) vergeleken met weinig (0.7 g/dag), de kans op het krijgen van prostaatkanker niet significant met 5% [95% BI = 0.84-1.09, p = 0.48, I2 = 69%, p < 0.01] verlaagde.
Maar in de sensitiviteitsanalyse waarbij 1 cohort studie werd weggelaten (hierdoor verdween de heterogeniteit) vonden de onderzoekers dat het eten van veel α-linoleenzuur (3.91 g/dag) vergeleken met weinig (0.7 g/dag), de kans op het krijgen van prostaatkanker significant met 9% [95% BI = 0.83-0.99, p = 0.02, I2 = 8%, p = 0.35] verlaagde.

De onderzoekers concludeerden dat er geen verband bestond tussen van het eten van α-linoleenzuur en prostaatkanker.

Oorspronkelijke titel:
Case–control and prospective studies of dietary α-linolenic acid intake and prostate cancer risk: a meta-analysis by Carleton, AJ, Sievenpiper JL, […], Jenkins DJA.

Link:
http://bmjopen.bmj.com/content/3/5/e002280.full

Extra informatie van El Mondo:

α-linoleenzuur zit in sommige plantaardige oliën. De belangrijkste bronnen van α-linoleenzuur zijn: lijnzaadolie (55%), Sacha-Inchi-olie (48%), Chiazaad (18%), walnoten (10%), rijstolie (1%) en verder in geringe mate in groene bladgroenten.

Hoeveel α-linoleenzuur (ALA) in een product zit, kunt u hier opzoeken.
Lees hier meer over vetten.

 

Verzadigd vet vervangen door meervoudig onverzadigd vet verlaagt hart- en vaatziekten

Onderzoeksvraag:
Verlaagt het eten van verzadigd vet de kans op het krijgen van hart- en vaatziekten?

Studieopzet:
Dit overzichtsartikel bevatte 11 cohort studies met 344696 deelnemers, waarvan 5249 mensen met hart- en vaatziekten en 2155 mensen die overleden waren aan hart- en vaatziekten. De duur van de studies varieerde van 4 tot 10 jaar.

Resultaten en conclusies:
De onderzoekers vonden dat elke vervanging van 5 En% verzadigd vet door 5 En% meervoudig onverzadigd vet, de kans op het krijgen van hart- en vaatziekten significant met 13% [95% BI = 0.77-0.97] verlaagde. Significant wil zeggen, er is een verband bij een 95% betrouwbaarheid.

De onderzoekers vonden dat elke vervanging van 5 En% verzadigd vet door 5 En% meervoudig onverzadigd vet, de kans op doodgaan aan hart- en vaatziekten significant met 26% [95% BI = 0.61-0.89] verlaagde.

De onderzoekers vonden dat elke vervanging van 5 En% verzadigd vet door 5 En% koolhydraten, de kans op het krijgen van hart- en vaatziekten niet-significant met 7% [95% BI = 1.01-1.14] verhoogde. Niet-significant wil zeggen, er is geen verband bij een 95% betrouwbaarheid.

De onderzoekers vonden dat elke vervanging van 5 En% verzadigd vet door 5 En% koolhydraten, de kans op doodgaan aan hart- en vaatziekten niet-significant met 4% [95% BI = 0.82-1.13] verlaagde. Niet-significant want het risico van 1 zat in de 95% BI van 0.82-1.13.

De onderzoekers vonden dat er geen relatie bestond tussen elke vervanging van 5 En% verzadigd vet door 5 En% enkelvoudig onverzadigd vet en de kans op het krijgen van hart- en vaatziekten.

De onderzoekers vonden dat er geen relatie bestond tussen elke vervanging van 5 En% verzadigd vet door 5 En% enkelvoudig onverzadigd vet en de kans op doodgaan aan hart- en vaatziekten.

De onderzoekers concludeerden dat het vervangen van  5 En% verzadig vet door 5 En% meervoudig onverzadigd vet zowel de kans op het krijgen van hart- en vaatziekten als doodgaan aan hart- en vaatziekten verlaagde.

Oorspronkelijke titel:
Major types of dietary fat and risk of coronary heart disease: a pooled analysis of 11 cohort studies by Jakobsen MU, O'Reilly EJ, […], Ascherio A.

Link:
http://ajcn.nutrition.org/content/89/5/1425.full.pdf+htmlhttp://ajcn.nutrition.org/content/89/5/1425.full.pdf+html

Extra informatie van El Mondo:
Wat wil een vervanging van 5 En% verzadigd vet door 5 En% meervoudig onverzadigd vet zeggen?
Stel een dagelijkse voeding levert 2200 kcal, 50 gram verzadigd vet en 17 gram meervoudig onverzadigd vet.
Deze dagelijkse voeding van 2200 kcal bevat dus 20.45 En% ((50x9)/22) verzadigd vet en 6.95 En% ((17x90)/22) meervoudig onverzadigd vet.
Dus een 5 En% vervanging betekent dat deze dagelijkse voeding van 2200 kcal 15.45 En% verzadigd vet en 11.95 En% meervoudig onverzadigd vet bevat.
Een voeding van 2200 kcal met 15.45 En% verzadigd vet en 11.95 En% meervoudig onverzadigd vet komt overeen met een voeding met 2200 kcal die 37.77 gram verzadigd vet en 29.21 gram meervoudig onverzadigd vet bevat.

15.45 En% verzadigd vet wil zeggen dat verzadigd vet 15.45% bijdraagt aan 2200 kcal. Een gezond dagelijkse voeding bevat maximaal 10 En% verzadigd vet.

Verzadigd vet vervangen door meervoudig onverzadigd vet verlaagt hart- en vaatziekten

Onderzoeksvraag:
Verlaagt het eten van verzadigd vet de kans op het krijgen van hart- en vaatziekten?

Studieopzet:
Dit overzichtsartikel bevatte 11 cohort studies met 344696 deelnemers, waarvan 5249 mensen met hart- en vaatziekten en 2155 mensen die overleden waren aan hart- en vaatziekten. De duur van de studies varieerde van 4 tot 10 jaar.

Resultaten en conclusies:
De onderzoekers vonden dat elke vervanging van 5 En% verzadigd vet door 5 En% meervoudig onverzadigd vet, de kans op het krijgen van hart- en vaatziekten significant met 13% [95% BI = 0.77-0.97] verlaagde. Significant wil zeggen, er is een verband bij een 95% betrouwbaarheid.

De onderzoekers vonden dat elke vervanging van 5 En% verzadigd vet door 5 En% meervoudig onverzadigd vet, de kans op doodgaan aan hart- en vaatziekten significant met 26% [95% BI = 0.61-0.89] verlaagde.

De onderzoekers vonden dat elke vervanging van 5 En% verzadigd vet door 5 En% koolhydraten, de kans op het krijgen van hart- en vaatziekten niet-significant met 7% [95% BI = 1.01-1.14] verhoogde. Niet-significant wil zeggen, er is geen verband bij een 95% betrouwbaarheid.

De onderzoekers vonden dat elke vervanging van 5 En% verzadigd vet door 5 En% koolhydraten, de kans op doodgaan aan hart- en vaatziekten niet-significant met 4% [95% BI = 0.82-1.13] verlaagde. Niet-significant want het risico van 1 zat in de 95% BI van 0.82-1.13.

De onderzoekers vonden dat er geen relatie bestond tussen elke vervanging van 5 En% verzadigd vet door 5 En% enkelvoudig onverzadigd vet en de kans op het krijgen van hart- en vaatziekten.

De onderzoekers vonden dat er geen relatie bestond tussen elke vervanging van 5 En% verzadigd vet door 5 En% enkelvoudig onverzadigd vet en de kans op doodgaan aan hart- en vaatziekten.

De onderzoekers concludeerden dat het vervangen van  5 En% verzadig vet door 5 En% meervoudig onverzadigd vet zowel de kans op het krijgen van hart- en vaatziekten als doodgaan aan hart- en vaatziekten verlaagde.

Oorspronkelijke titel:
Major types of dietary fat and risk of coronary heart disease: a pooled analysis of 11 cohort studies by Jakobsen MU, O'Reilly EJ, […], Ascherio A.

Link:
http://ajcn.nutrition.org/content/89/5/1425.full.pdf+htmlhttp://ajcn.nutrition.org/content/89/5/1425.full.pdf+html

Extra informatie van El Mondo:
Wat wil een vervanging van 5 En% verzadigd vet door 5 En% meervoudig onverzadigd vet zeggen?
Stel een dagelijkse voeding levert 2200 kcal, 50 gram verzadigd vet en 17 gram meervoudig onverzadigd vet.
Deze dagelijkse voeding van 2200 kcal bevat dus 20.45 En% ((50x9)/22) verzadigd vet en 6.95 En% ((17x90)/22) meervoudig onverzadigd vet.
Dus een 5 En% vervanging betekent dat deze dagelijkse voeding van 2200 kcal 15.45 En% verzadigd vet en 11.95 En% meervoudig onverzadigd vet bevat.
Een voeding van 2200 kcal met 15.45 En% verzadigd vet en 11.95 En% meervoudig onverzadigd vet komt overeen met een voeding met 2200 kcal die 37.77 gram verzadigd vet en 29.21 gram meervoudig onverzadigd vet bevat.

15.45 En% verzadigd vet wil zeggen dat verzadigd vet 15.45% bijdraagt aan 2200 kcal. Een gezond dagelijkse voeding bevat maximaal 10 En% verzadigd vet.

Linolzuur via voeding verlaagt coronaire hartziekten

Onderzoeksvraag:
Verlaagt het eten van linolzuur de kans op het krijgen van coronaire hartziekten?

Studieopzet:
Dit overzichtsartikel bevatte 2 geneste patiënt-controle studies en 2 cohort studies. De gemiddelde leeftijd varieerde tussen 50 en 60 jaar en de gemiddelde follow-up duur was 5-34 jaar.

Resultaten en conclusies:
De onderzoekers vonden dat elke verhoging van het linolzuurgehalte met 5% de kans op het krijgen van coronaire hartziekten significant met 9% [RR = 0.91, 95% BI = 0.84-0.98] verlaagde.

De onderzoekers vonden geen significant verband tussen de plasma cholesterylestergehaltes van n-3 PUFA en het risico van het krijgen van coronaire hartziekten. Niet-significant wil zeggen, er is geen verband bij een 95% betrouwbaarheid.

De onderzoekers concludeerden dat het eten van linolzuur de kans op het krijgen van coronaire hartziekten verlaagde.

Oorspronkelijke titel:
N-6 and N-3 Fatty Acid Cholesteryl Esters in Relation to Fatal CHD in a Dutch Adult Population: A Nested Case-Control Study and Meta-Analysis by de Goede J, Verschuren WMM, [...], Geleijnse JM.

Link:
http://www.plosone.org/article/info%3Adoi%2F10.1371%2Fjournal.pone.0059408

Extra informatie van El Mondo:
De EFSA acht dat 10 gram linolzuur per dag nodig is om het cholesterolgehalte niet te laten stijgen. Een hoog cholesterolgehalte verhoogt namelijk de kans op het krijgen van hart- en vaatziekten. Echter, wij krijgen via de dagelijkse voeding meer linolzuur (>10 gram per dag) binnen dan het lichaam nodig heeft. Dat komt omdat het goedkoper is om linolzuur aan levensmiddelen toe te voegen dan alfa-linoleenzuur. Dus een linolzuur-tekort komt niet voor.
Welke producten veel linolzuur bevatten, kunt u hier opzoeken.

Lees hier meer over linolzuur.

Vitamine D-supplementen verlaagt niet suikerziekte type 2

Onderzoeksvraag:
Observationele studies rapporteren een consistente associatie tussen een lage vitamine D-bloedconcentratie en het verhoogde glycemie en het risico op het krijgen van diabetes type 2, maar de resultaten in RCT’s zijn tegenstrijdig en daarom werd dit overzichtsartikel uitgevoerd.

Verlaagt het slikken van vitamine D de kans op het krijgen van suikerziekte type 2?

Studieopzet:
Dit overzichtsartikel bevatte 35 RCT’s met 43407 patiënten.

Er was geen sprake van publicatie bias.

Resultaten en conclusies:
De onderzoekers vonden dat het slikken van vitamine D geen significant effect had op de insulineresistentie, uitgedrukt als HOMA-IR [MD = -0.04, 95% BI = -0.30 tot 0.22, I2 = 45%].

De onderzoekers vonden dat het slikken van vitamine D geen significant effect had op de insulinesecretie, uitgedrukt als HOMA-B [MD = 1.64, 95% BI = -25.94 tot 29.22, I2 = 40%].

De onderzoekers vonden dat het slikken van vitamine D geen significant effect had op de HbA1c-waarde [MD = -0.05%, 95% BI = -0.12 tot 0.03, I2 = 55%].

De onderzoekers concludeerden dat het slikken van vitamine D de kans op het krijgen van suikerziekte type 2 niet verlaagde.

Oorspronkelijke titel:
Effect of Vitamin D3 Supplementation on Improving Glucose Homeostasis and Preventing Diabetes: A Systematic Review and Meta-Analysis by Seida JC, Mitri J, […], Johnson JA.

Link:
http://www.ncbi.nlm.nih.gov/pubmed/25062463

Extra informatie van El Mondo:
Vind hier meer studies over vitamine D.

 

Vitamine D-supplementen verlaagt niet suikerziekte type 2

Onderzoeksvraag:
Observationele studies rapporteren een consistente associatie tussen een lage vitamine D-bloedconcentratie en het verhoogde glycemie en het risico op het krijgen van diabetes type 2, maar de resultaten in RCT’s zijn tegenstrijdig en daarom werd dit overzichtsartikel uitgevoerd.

Verlaagt het slikken van vitamine D de kans op het krijgen van suikerziekte type 2?

Studieopzet:
Dit overzichtsartikel bevatte 35 RCT’s met 43407 patiënten.

Er was geen sprake van publicatie bias.

Resultaten en conclusies:
De onderzoekers vonden dat het slikken van vitamine D geen significant effect had op de insulineresistentie, uitgedrukt als HOMA-IR [MD = -0.04, 95% BI = -0.30 tot 0.22, I2 = 45%].

De onderzoekers vonden dat het slikken van vitamine D geen significant effect had op de insulinesecretie, uitgedrukt als HOMA-B [MD = 1.64, 95% BI = -25.94 tot 29.22, I2 = 40%].

De onderzoekers vonden dat het slikken van vitamine D geen significant effect had op de HbA1c-waarde [MD = -0.05%, 95% BI = -0.12 tot 0.03, I2 = 55%].

De onderzoekers concludeerden dat het slikken van vitamine D de kans op het krijgen van suikerziekte type 2 niet verlaagde.

Oorspronkelijke titel:
Effect of Vitamin D3 Supplementation on Improving Glucose Homeostasis and Preventing Diabetes: A Systematic Review and Meta-Analysis by Seida JC, Mitri J, […], Johnson JA.

Link:
http://www.ncbi.nlm.nih.gov/pubmed/25062463

Extra informatie van El Mondo:
Vind hier meer studies over vitamine D.

 

Een hoog vitamine D bloedniveau verlaagt suikerziekte type 2

Onderzoeksvraag:
Verlaagt een hoog vitamine D bloedniveau de kans op het krijgen van suikerziekte type 2?

Studieopzet:
Dit overzichtsartikel bevatte 21 prospectieve cohort studies met 76220 deelnemers, waarvan 4996 personen met suikerziekte type 2.

Resultaten en conclusies:
De onderzoekers vonden dat het hoogste 25(OH)D vitamine D bloedniveau vergeleken met het laagste, de kans op het krijgen van suikerziekte type 2 significant met 38% [95% BI = 0.54-0.70] verlaagde.

De onderzoekers vonden in een spline regressiemodel dat een hoger 25(OH)D vitamine D bloedniveau monotoon geassocieerd werd met een lager risico op suikerziekte type 2. Dit verlaagde risico was niet afhankelijk van het geslacht, de duur van de follow-up, de steekproefgrootte, de diagnostische criteria van diabetes of de bepalingsmethode van het 25 (OH)D vitamine D bloedniveau.

De onderzoekers vonden dat elke verhoging van het 25(OH)D vitamine D bloedniveau met 10 nmol/L, de kans op het krijgen van suikerziekte type 2 significant met 4% [95% BI = 3-6, P voor lineair trend < 0.0001] verlaagde.

Op grond van de gevonden resultaten concludeerden de onderzoekers dat een hoog 25(OH)D vitamine D bloedniveau de kans op het krijgen van suikerziekte type 2 verlaagde.

Oorspronkelijke titel:
Blood 25-Hydroxy Vitamin D Levels and Incident Type 2 Diabetes: A meta-analysis of prospective studies by Song Y, Wang L, […], Hu FB.

Link:
http://care.diabetesjournals.org/content/36/5/1422.short

Extra informatie van El Mondo:
Elke 100 IE (2.5 mcg) vitamine D3 kan na 2 tot 3 maanden slikken de bloedwaarde van 25(OH)D met 1 ng/mL (2.5 nmol/L) verhogen. 1 ng/mL = 2.5 nmol/L. 1 mcg = 40 IE vitamine D.
Een verhoging van 10 nmol/L komt overeen met 400 IE vitamine D gedurende 2-3 maanden.

Lees hier meer over vitamine D.

 

Vitamine D-supplementen verlagen niet borstkanker onder postmenopauzale vrouwen

Onderzoeksvraag:
Verlaagt het slikken van vitamine D-supplementen de kans op het krijgen van borstkanker onder postmenopauzale vrouwen?

Studieopzet:
Dit overzichtsartikel bevatte 2 RCTs met 5372 postmenopauzale vrouwen.
Er was geen heterogeniteit (p = 0.59, I2 = 0%).  

De dagelijkse dosering was 800 IE (20 microgram) vitamine D en 1000 mg calcium gedurende 24-62 maanden in de ene studie en 1100 IE (27.5 microgram) vitamine D en 1400 mg calciumcitraat of 1500 mg of calciumcarbonaat in de andere studie.

Resultaten en conclusies:
De onderzoekers vonden dat het slikken vitamine D-supplementen de kans op het krijgen van borstkanker onder postmenopauzale vrouwen niet significant met 11% [95% BI = 0.74-1.68] verhoogde. Niet significant wil zeggen, er is geen verband bij een 95% betrouwbaarheid

De onderzoekers vonden dat het slikken vitamine D-supplementen met de hoogste dosering, de kans op het krijgen van borstkanker onder postmenopauzale vrouwen niet significant met 42% [95% BI = 0.23-1.47] verlaagde. Niet significant want het risico van 1 zit in de 95% BI van 0.23 en 1.47. Risico van 1 betekent geen risico.

De onderzoekers vonden dat het slikken vitamine D-supplementen in combinatie met calcium, de kans op het krijgen van borstkanker onder postmenopauzale vrouwen niet significant met 7% [95% BI = 0.54-1.60] verlaagde. Niet significant wil zeggen, er is geen verband bij een 95% betrouwbaarheid

De onderzoekers concludeerden dat het slikken van vitamine D-supplementen de kans op het krijgen van borstkanker onder postmenopauzale vrouwen niet verlaagde. Echter, het beschikbare bewijsmateriaal is nog beperkt en ontoereikend om harde conclusies te kunnen trekken.

Oorspronkelijke titel:
Vitamin D Supplementation and Breast Cancer Prevention: A Systematic Review and Meta-Analysis of Randomized Clinical Trials by Sperati F, Vici P, […], Barba M.

Link:
http://www.plosone.org/article/info%3Adoi%2F10.1371%2Fjournal.pone.0069269

Extra informatie van El Mondo:
Vind hier meer studies over vitamine D.

 

20 microgram vitamine D per dag verlaagt fracturen bij ouderen

Onderzoeksvraag:
De resultaten van de meta-analyses naar de relatie tussen vitamine D-suppletie en het verminderen van fracturen zijn inconsistent. Daarom werd dit overzichtsartikel uitgevoerd.

Verlaagt het slikken van 800 IE vitamine D de kans op het krijgen van heupfracturen en niet-vertebrale fracturen bij ouderen?

Studieopzet:
Dit overzichtsartikel bevatte 11 RCT’s met 31022 personen (gemiddelde leeftijd van 76 jaar, 91% vrouwen) met 1111 incidentele heupfracturen en 3770 niet-vertebrale fracturen.

Resultaten en conclusies:
De onderzoekers vonden dat het slikken van gemiddeld 800 IE (20 microgram) vitamine D per dag de kans op het krijgen van heupfracturen significant met 30% deed afnemen. De hazard ratio was 0.70 [95% BI = 0.58-0.86]. Significant wil zeggen, het kan met 95% betrouwbaarheid gezegd worden dat het verlaagde risico van 30% toe te schrijven was aan het slikken van gemiddeld 800 IE vitamine D per dag.

De onderzoekers vonden dat het slikken van gemiddeld 800 IE (20 microgram) vitamine D per dag de kans op het krijgen van niet-vertebrale fracturen significant met 14% deed afnemen. De hazard ratio was 0.86 [95% BI = 0.76-0.96]. Significant want 1 zat niet in de 95% BI van 0.76-0.96.

De onderzoekers vonden dat het dagelijks slikken van vitamine D (lager dan 800 IE) vergeleken met het niet dagelijks slikken van vitamine D de kans op het krijgen van heupfracturen niet-significant met 10% deed afnemen. De hazard ratio was 0.90 [95% BI = 0.80-1.01]. Niet-significant wil zeggen, het kan niet met 95% betrouwbaarheid gezegd worden dat het verlaagde risico van 10% toe te schrijven was aan het dagelijks slikken van vitamine D. Niet-significant betekent geen verband.

De onderzoekers vonden dat het dagelijks slikken van vitamine D (lager dan 800 IE) vergeleken met het niet dagelijks slikken van vitamine D de kans op het krijgen van niet-vertebrale fracturen significant met 7% deed afnemen. De hazard ratio was 0.93 [95% BI = 0.87-0.99].

De onderzoekers concludeerden dat het dagelijkse slikken van 800 IE vitamine D per dag of meer de kans op het krijgen van heupfracturen en niet-vertebrale fracturen bij mensen van 65 jaar of ouder deed afnemen.

Oorspronkelijke titel:
A Pooled Analysis of Vitamin D Dose Requirements for Fracture Prevention by Bischoff-Ferrari HA, Willett WC, […], Dawson-Hughes B.

Link:
http://www.nejm.org/doi/full/10.1056/NEJMoa1109617

Extra informatie van El Mondo:
Wetenschappelijke studies tonen aan dat om gewenste bloedwaarden van 75-80 nanomol/l te krijgen 800-1200 IE vitamine D per dag nodig is.
40 IE vitamine D staat gelijk aan 1 microgram vitamine D. Dus 1200 IE is dan 1200/40 = 30 microgram vitamine D per dag.

Lees meer over vitamine D in de presentatie vitamine D.

 

Meer onderzoek nodig naar MS en vitamine D

Onderzoeksvraag:
Verlaagt het slikken van vitamine D de kans op het krijgen van multiple sclerosis?

Studieopzet:
Het overzichtsartikel bevatte 5 RCT’s. De studies waren klein (23 tot 68 patiënten). Er was sprake van heterogeniteit tussen de doseringen, de vorm van vitamine D (4 RCT’s met vitamine D3 en 1 met vitamine D2) en klinische uitkomstmaten. Wegens de slechte studieopzet kon er geen meta-analyse uitgevoerd worden. Een meta-analyse kan namelijk de grootte van het effect weergeven.

Resultaten en conclusies:
Van de 5 RCT’s vonden 4 geen effect tussen vitamine D en elke uitkomst van multiple sclerosis. 1 RCT’s vond een significant effect, namelijk een verlaging van het aantal T1 verhoogde laesies op de MRI-scan van de hersenen. 3 RCT’s vonden ongewenst effect, met name darm- en maagklachten bij het slikken van vitamine D.

De onderzoekers concludeerden dat het bewijs voor vitamine D als behandeling voor MS onduidelijk was. Grotere studies (RCT’s met een follow-up duur van langer dan 1 jaar) zijn nodig om het effect van vitamine D op de klinische uitkomsten bij patiënten met MS te onderzoeken.

Oorspronkelijke titel:
A Systematic Review of Randomized, Double-Blind, Placebo-Controlled Trials Examining the Clinical Efficacy of Vitamin D in Multiple Sclerosis by Pozuelo-Moyanoa B, Benito-Leóna J […], Hernández-Gallegoa J.

Link:
http://content.karger.com/ProdukteDB/produkte.asp?Doi=345122

Extra informatie van El Mondo:
Multiple sclerosis (MS) is een ontstekingsziekte. Bij MS veroorzaakt een ontregeld immuunsysteem ontstekingen in de hersenen en het ruggenmerg. Daarbij ontstaat blijvende schade aan de myeline en axonen, die een groot deel van de MS-klachten veroorzaakt.

Multiple sclerose komt vaak voor onder jongvolwassenen, bij vrouwen meer dan bij mannen. De frequentie waarin de ziekte voorkomt, verschilt per land en bevolkingsgroep. MS komt niet of nauwelijks voor in landen dichter bij de evenaar.

De precieze oorzaak van MS is onbekend, maar algemeen wordt aangenomen dat MS ontstaat door een samenspel van genetische en omgevingsfactoren.

 

 

Een hoge vitamine E-bloedwaarde verlaagt prostaatkanker

Onderzoeksvraag:
Epidemiologische studies die de associatie tussen de bloedwaarden van α-tocoferol en γ-tocoferol (de belangrijkste bioactieve vorm van vitamine E) en het risico op prostaatkanker hebben onderzocht, lieten inconsistente resultaten zien. Bovendien, een kwantitatieve beoordeling van gepubliceerde studies is niet beschikbaar. Daarom werd dit overzichtsartikel uitgevoerd.

Verlaagt een hoge vitamine E-bloedwaarde de kans op het krijgen van prostaatkanker?

Studieopzet:
Dit overzichtsartikel bevatte 9 geneste patiënt-controle studies uit verschillende landen met 370000 deelnemers (4004 gevallen en 6890 controles).
De algehele kwaliteit van alle studies was oké.
De Egger test liet geen publicatie bias voor α-tocoferol-bloedwaarden (p = 0.08) of γ-tocoferol-bloedwaarden (p = 0.08) zien.
Er was significante heterogeniteit onder de studies met gamma-tocoferol bloedwaarden (p = 0.008) maar niet met alfa-tocoferol (α-tocoferol) bloedwaarden (p = 0.33).

Resultaten en conclusies:
De onderzoekers vonden vergeleken met de laagste categorie, had de hoogste alfa-tocoferol categorie een significant verlaagde risico van 21% [RR = 0.79, 95% BI = 0.68-0.91] voor prostaatkanker.

De onderzoekers vonden vergeleken met de laagste categorie, had de hoogste gamma-tocoferol categorie een non-significant verlaagde risico van 11% [RR = 0.89, 95% BI = 0.71-1.12] voor prostaatkanker. Niet-significant wil zeggen, er is geen verband bij een 95% betrouwbaarheid.

De onderzoekers vonden dat elke verhoging van de alfa-tocoferolbloedwaarden met 25 mg/L, het risico op prostaatkanker significant met 21% [RR = 0.79, 95% BI = 0.69-0.91] verlaagde. Significant wil zeggen, er is een verband bij een 95% betrouwbaarheid.

De onderzoekers concludeerden dat alleen een hoge alfa-tocoferolbloedwaarde de kans op het krijgen van prostaatkanker verlaagde.

Oorspronkelijke titel:
Blood α-Tocopherol, γ-Tocopherol Levels and Risk of Prostate Cancer: A Meta-Analysis of Prospective Studies by Cui R, Liu ZQ and Xu Q.

Link:
http://www.ncbi.nlm.nih.gov/pmc/articles/PMC3965522/

Extra informatie van El Mondo:
Vind hier meer studies over vitamine E.

10 gram wortelen per dag verlaagt waarschijnlijk prostaatkanker

Onderzoeksvraag:
Eerdere studies naar de relatie tussen het eten van wortelen en het risico op het krijgen van prostaatkanker laten inconsistente resultaten zien. Daarom werd dit overzichtsartikel uitgevoerd.

Verlaagt het eten van wortelen de kans op het krijgen van prostaatkanker?

Studieopzet:
Dit overzichtsartikel bevatte cohort studies.
Er was geen publicatie bias (Begg's funnel plot (p = 1.000) en Egger's test (p = 0.804)).

Resultaten en conclusies:
De onderzoekers vonden dat het eten van wortelen de kans op het krijgen van prostaatkanker significant met 18% [OR = 0.82, 95% BI = 0.70-0.97] verlaagde.

De onderzoekers vonden dat het eten van 1 portie wortelen per week de kans op het krijgen van prostaatkanker significant met 5% [OR = 0.95, 95% BI = 0.90-0.99] verlaagde.

De onderzoekers vonden dat elke 10 gram wortelen per dag de kans op het krijgen van prostaatkanker significant met 4% [OR = 0.96, 95% BI = 0.94-0.99] verlaagde.

De onderzoekers concludeerden het eten van wortelen de kans op het krijgen van prostaatkanker waarschijnlijk verlaagde. Waarschijnlijk omdat dit overzichtsartikel weinig cohort studies bevatte en er was sprake van substantiële heterogeniteit tussen de studies.

Oorspronkelijke titel:
Dietary carrot consumption and the risk of prostate cancer by Xu X, Cheng Y, [...], Xie L.

Link:
http://www.ncbi.nlm.nih.gov/pubmed/24519559

Extra informatie van El Mondo:
Vind hier meer studies over carotenoïden.

Beta-cryptoxanthine via voeding verlaagt longkanker

Onderzoeksvraag:
Verlaagt het eten van carotenoïden de kans op het krijgen van longkanker?

Studieopzet:
Dit overzichtsartikel bevatte 7 cohort studies met een follow-up duur van 7-16 jaar, 3155 longkankergevallen (1777 mannen en 1378 vrouwen) onder 3999765 deelnemers.

Resultaten en conclusies:
De onderzoekers vonden dat het eten van veel beta-caroteen (hoogste quintiel vergeleken met laagste quintiel) de kans op het krijgen van longkanker niet significant met 2% [95% BI = 0.87-1.11] verlaagde. Niet significant wil zeggen, er is geen verband bij een 95% betrouwbaarheid.

De onderzoekers vonden dat het eten van veel beta-cryptoxanthine (hoogste quintiel (>160 mcg per dag) vergeleken met laagste quintiel (<40 mcg/dag)) de kans op het krijgen van longkanker significant met 24% [95% BI = 0.67-0.86] verlaagde. Significant wil zeggen, er is een verband bij een 95% betrouwbaarheid. Dit verlaagde risico veranderde niet na het corrigeren voor de inname van vitamine C, folaat, andere carotenoïden en het gebruik van multivitamine-supplementen.
Deze associaties bleven hetzelfde onder niet-, ex- en huidige rokers.

De onderzoekers concludeerden dat het eten van veel beta-cryptoxanthine (>160 mcg per dag) de kans op het krijgen van longkanker verlaagde.

Oorspronkelijke titel:
Dietary Carotenoids and Risk of Lung Cancer in a Pooled Analysis of Seven Cohort Studies by Männistö S, Smith-Warner SA, […], Hunter DJ.

Link:
http://cebp.aacrjournals.org/content/13/1/40.short

Extra informatie van El Mondo:
Beta-cryptoxanthine is een carotenoïde.

Levensmiddelen

Hoeveel beta-cryptoxanthine (mcg)

Kaki (100 gram)

1447

Mandarijnen (100 gram)

787

Papaja (100 gram)

545

Passievrucht (100 gram)

370

Gedroogde krenten (100 gram)

195

Rode rauwe paprika (100 gram)

187

Suikermeloen (100 gram)

161

Sinaasappel (100 gram)

135

Guave (100 gram)

110

Rauwe veldsla (100 gram)

100

Abrikozen met schil (100 gram)

91

Gedroogde abrikozen (100 gram)

75

Gekookte spinazie (100 gram)

57

160 mcg beta-cryptoxanthine per dag komt dus overeen met 145 gram rauwe veldsla.

De belangrijkste oorzaak van longkanker is roken.

Lycopeensupplementen verlagen niet prostaatkanker

Onderzoeksvraag:
Verlaagt het slikken van lycopeensupplementen de kans op het krijgen van prostaatkanker?

Studieopzet:
Dit overzichtsartikel bevatte 8 RCT’s. Er was sprake van bias.

Resultaten en conclusies:
De onderzoekers vonden in een meta-analyse van 4 RCT’s dat het slikken van lycopeensupplementen de kans op het krijgen van benigne prostaathyperplasie (een goedaardige vergroting van de prostaat) niet significant met 5% [95% BI = 0.63-1.44] verlaagde.
Niet significant wil zeggen, er is geen verband bij een 95% betrouwbaarheid.

De onderzoekers vonden in een meta-analyse van 4 RCT’s dat het slikken van lycopeensupplementen de kans op het krijgen van prostaatkanker niet significant met 8% [RR = 0.92, 95% BI = 0.66-1.29] verlaagde.
Niet significant wil zeggen, er is geen verband bij een 95% betrouwbaarheid.

De onderzoekers vonden in een meta-analyse van 2 RCT’s dat het slikken van lycopeensupplementen de PSA-waarde van prostaatkankerpatiënten significant met 1.58 [95% BI = -2.61tot -0.55] verlaagde.
Significant wil zeggen, er is een verband bij een 95% betrouwbaarheid.

De onderzoekers concludeerden dat het nog niet wetenschappelijk bewezen was om lycopeensupplementen voor te schrijven ter preventie of behandeling van prostaatkanker.

Oorspronkelijke titel:
Lycopene for the prevention and treatment of benign prostatic hyperplasia and prostate cancer: A systematic review by Ilic D and Misso M.

Link:
http://www.maturitas.org/article/S0378-5122%2812%2900160-0/abstract

Extra informatie van El Mondo:
Lees hier meer over lycopeenstudies.

Prostaatkanker komt zelden voor bij mannen jonger dan 40 jaar.

Het Prostaat Specifiek Antigeen (PSA) is een eiwit dat normaal in geringe mate in het bloed aanwezig is. Het wordt gevormd in het klierweefsel van de prostaat, zowel in een gezonde als in een zieke prostaat.
Bij benigne prostaathyperplasie (BPH) en prostaatkanker is de PSA-waarde verhoogd.

Leeftijd (jaren)

Referentiewaarde van PSA

40-49

2.5

50-59

3.5

60-69

4.5

70-79

6.5