- Nederlands
- English
- Español
Wetenschappelijke studies (overzichtsartikelen) naar de relatie tussen voeding en borstkanker:
Één zwaluw maakt nog geen zomer. Dus een énkele wetenschappelijke studie over een bepaald onderwerp zegt niet zoveel maar een overzichtsartikel (=een verzameling van wetenschappelijke studies over een bepaald onderwerp) van RCT's geeft wel antwoord op de volgende vraag:
”Is het zinvol om voedingssupplementen te slikken?”. Ja bij een positieve conclusie en nee bij een negatieve conclusie.
Één zwaluw maakt nog geen zomer. Dus een énkele wetenschappelijke studie over een bepaald onderwerp zegt niet zoveel maar een overzichtsartikel (=een verzameling van wetenschappelijke studies over een bepaald onderwerp) van cohort of patënt-controle studies geeft wel antwoord op de volgende vraag:
”Moet ik mijn voedingspatroon veranderen of niet?”.
XXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXX
Borstkanker (mammacarcinoom) is de meest voorkomende vorm van kanker onder Nederlandse vrouwen. Borstkanker is vóór het dertigste jaar een zeldzame ziekte. Na die leeftijd neemt het aantal vrouwen dat borstkanker krijgt geleidelijk toe. Ongeveer 75% van de mensen bij wie borstkanker wordt ontdekt, is 50 jaar of ouder. Borstkanker komt het vaakst voor bij vrouwen van 50 tot 75 jaar.
Circa 5 tot 10% van alle vrouwen met borstkanker heeft de ziekte gekregen door een erfelijke aanleg. De oorzaak is vaak een verandering in het erfelijk materiaal van het BRCA1-gen of het BRCA2-gen (BRCA staat voor BReast CAncer). De erfelijke vorm wordt meestal op jongere leeftijd vastgesteld - tussen de 35 en 60 jaar. Patiënten met de erfelijke vorm hebben een verhoogd risico op het krijgen van kanker aan beide borsten (in de plaats van aan één borst) en ook een verhoogd risico op eierstokkanker.
Vrouwen die drager zijn van het borstkankergen BRCA 1 of 2 hebben 55 tot 85% kans om voor hun 80ste borstkanker te krijgen of anders gezegd, vrouwen met de mutatie aan het borstkankergen BRCA 1 of 2 weten bijna zeker dat ze borstkanker zullen krijgen. De kans op eierstokkanker bedraagt 40-60% (bij het BRCA1) en 15-20% (bij BCRA2).
Het risico op borstkanker voor vrouwen zonder erfelijke aanleg is circa 11%.
Het risico op eierstokkanker voor vrouwen zonder erfelijke aanleg is 1%.
Mannen kunnen ook borstkanker krijgen. Zij hebben hier 0.1% kans op. Bij mannen met een mutatie in BRCA1 wordt het geschat op enkele procenten en met een BRCA2 mutatie op 7%. 0.2% van alle vormen van kanker bij mannen is borstkanker.
Tumoren in de borst kunnen goedaardig of kwaadaardig zijn. Een tumor wordt gedefinieerd als een stuk weefsel waarin de celdeling versneld plaatsvindt. Wanneer tumoren groter worden, voelen ze aan als een knobbeltje in de borst. Kwaadaardige borsttumoren kunnen leiden tot borstkanker. Sommige borsttumoren zijn gevoelig voor het vrouwelijk geslachtshormoon oestrogeen.
Borsttumoren kunnen worden onderverdeeld in twee groepen:
Oestrogeenreceptor-positieve tumoren hebben een oestrogeenreceptor, hetgene betekent dat ze gevoelig zijn voor het hormoon oestrogen dat zich in het lichaam bevindt.
Wanneer een vrouw wordt gediagnosticeerd met borstkanker volgt altijd nader onderzoek om te bepalen welk type tumor zij heeft. Dat kan namelijk bepalend zijn voor het behandeltraject.
Bij HER2-positieve of triple-negatieve borstkanker zit er veel HER2 op de kankercellen. HER2 is een eiwit dat de groei en deling van normale borstcellen regelt. Als er veel HER2 aanwezig is, krijgen de kankercellen ook veel signalen om te groeien en te delen (kanker is ongeremde celgroei).
Ongeveer 10% van de borstkankergevallen is HER2-positief. Deze soort komt gemiddeld vaker voor bij vrouwen voor de overgang.
Er bestaan op dit moment 3 verschillende testten om HER2-positiviteit te bepalen:
De meest bekende risicofactoren van borstkanker zijn: