Voeding en gezondheid

Wat zegt de Warenwet over voeding en voedingssupplementen?

In de Warenwet staat dat levensmiddelen en voedingssupplementen geen medicijnen zijn. Ze mogen daarom geen medische claims voeren. Dat wil zeggen voeding en voedingssupplementen voorkomen geen ziekten en genezen ook geen ziekten.

Aangezien voeding en voedingssupplementen voor de Warenwet geen medicijnen zijn, hoeft de fabrikant van de wet ook niet de nadelige effecten en de werkzame dosering op de verpakking te zetten. Dat is ook de reden waarom de consument op een bak margarine met plantensterolen erin geen waarschuwingen ziet! Het eten van plantensterolen verstoren namelijk op termijn de opname van vetoplosbare vitamines in het lichaam. Maar dit hoeft de fabrikant van de Warenwet niet op de verpakking te zetten!

De aanbevolen dagelijkse hoeveelheid (ADH) vitamines en mineralen op de verpakking van voedingssupplementen is vastgelegd in het warenwetbesluit voor voedingssupplementen. De ADH vitamines en mineralen op de verpakking van voedingssupplementen is namelijk gelijk aan de ADH op de verpakking van levensmiddelen. De ADH van vitamines en mineralen op de verpakking van levensmiddelen en voedingssupplementen worden vastgesteld door de EFSA, maar zijn niet gelijk aan de ADH van de Gezondheidsraad. De ADH van de Gezondheidsraad (alle voedingsaanbevelingen in Nederland komen van de Gezondheidsraad) staat op de website van het Voedingscentrum.

 

Wat is het warenwetbesluit 2006/1924/EC artikelen 13.5 en 14?

Het warenwetbesluit 2006/1924/EC regelt de claims op de verpakking van levensmiddelen en voedingssupplementen. Er zijn 2 soorten claims op de verpakking van levensmiddelen en voedingssupplementen:

1. Voedingsclaim, zoals vetarm, bron van ijzer of verrijkt met vitamine C.
2. Gezondheidsclaim, zoals probiotica verhogen de weerstand, dit product bevat antioxidanten die de weerstand verhogen. De gezondheidsclaim zegt over de werking een voedingsstof.


2006/1924/EC artikelen 13.5 en 14 is de Verordening voor voedings- en gezondheidsclaims. Volgens deze verordening moeten alle gezondheidsclaims van een bepaalde voedingsstof, zoals vitamine A of carnitine wetenschappelijk onderbouwd zijn. Met andere woorden, ze moeten goedgekeurd zijn door de Europese Voedselveiligheidsautoriteit oftewel de EFSA, de Europese waakhond op het gebied van voeding en voedingssupplementen. De goedgekeurde claims over een bepaalde voedingsstof kunt u op de website van de EFSA vinden. Ze zijn ook te vinden in de verschillende presentaties.

De claim over de werking van een bepaalde voedingstof is altijd gebonden aan de dagelijkse inname van een bepaalde hoeveelheid. Zo is de claim “gerst beta-glucaan verlaagt het cholesterolgehalte” gebonden aan de dagelijkse inname van minimaal 3 gram beta-glucaan. Zo is de claim “plantensterolen verlagen het cholesterolgehalte” gebonden aan de dagelijkse inname van minimaal 0.8 gram plantensterolen per dag.

In mei 2012 werden alle 222 goedgekeurde claims in wetgeving omgezet. De afgekeurde claims moeten uiterlijk14 december 2012 van de verpakking verdwenen zijn. Daarna zal de NVWA boetes uitdelen aan fabrikanten die nog onjuiste claims op de verpakking van levensmiddelen en voedingssupplementen hanteren.

De goedgekeurde claims van de EFSA wil zeggen de meerderheid van de gebruikers heeft er profijt van. De niet goedgekeurde claims van de EFSA wil zeggen de meerderheid van de gebruikers heeft geen profijt van. Anders gezegd, koop pas het product wanneer de claim goedgekeurd is door de EFSA, anders is het zonde van het geld! Maar voor de consument is het heel moeilijk om goedgekeurde claims van de EFSA op de verpakking te herkennen en wanneer is er sprake van een claim?

Een voorbeeld:
De EFSA heeft de volgende claim van lycopeen afgekeurd: lycopeen beschermt het DNA, vetten en eiwitten tegen oxidatieve schade. Omdat deze claim afgekeurd is, mag de fabrikant deze claim vanaf december 2012 niet meer op de verpakking zetten. Maar de fabrikant kan deze claim zo herschrijven dat het niet meer een claim is maar wel dezelfde boodschap uitdraagt. De fabrikant kan schrijven dat lycopeen een antioxidant is en antioxidanten kunnen vrije radicalen neutraliseren want vrije radicalen kunnen het DNA, vetten en eiwitten oxidatief beschadigen. Deze zin is geen claim meer maar heeft wel dezelfde betekenis als lycopeen beschermt het DNA, vetten en eiwitten tegen oxidatieve schade.

Daarom zal het goed zijn wanneer de claim op de verpakking in de toekomst vergezeld wordt door het logo van de EFSA. Zo kan de consument direct zien dat de claim goedgekeurd is door de EFSA.

De goedgekeurde claims van de EFSA zijn hier in het Engels te lezen.

Welke claims zijn niet meer toegestaan?

Op de verpakking van een levensmiddel staan vaak claims op. Door de claim op de verpakking te zetten onderscheidt de fabrikant namelijk van zijn concurrent en dat heeft positief effect op de verkoop. Daarom doet de fabrikant alles aan om de claim op de verpakking te krijgen. Om de consument niet te misleiden, wordt elke claim daarom wettelijk vastgelegd.
Maar wanneer de fabrikant niet voldoet aan de wettelijke eis om een claim op de verpakking te mogen zetten, kan hij de tekst nog altijd zo schrijven dat het wettelijk toegestaan is. Een voorbeeld is de claim “40% minder verzadigd vet” op de verpakking van een mars-reep. De nieuwe mars-reep (met de claim) bevat 4.8 gram verzadigd vet en de oude 5.9 gram. Van 5.9 naar 4.8 is een vermindering van 19% verzadigd vet. Maar 19% vermindering is lager dan de wettelijke eis van 30% of hoger. Om toch te voldoen aan de wettelijke eis van minimaal 30% staat daarom achter de claim “40% minder verzadigd vet” een sterretje.

Sinds februari 2012 is de claim “15% minder vet of zout of suiker, enz.” op de verpakking van levensmiddelen niet meer toegestaan door het Europese Parlement.

Sinds januari 2011 is de claim “zonder kunstmatige aroma’s” niet meer toegestaan omdat de woorden “kunstmatige aroma’s” niet meer voor de wet bestaat.

Zuivelproducten met probiotische bacteriestammen mogen vanaf december 2012 niet langer een gezondheidseffect claimen. De EFSA heeft namelijk alle claims van probiotica afgewezen. Vanaf december 2012 is het bij de wet verboden niet-goedgekeurde claims van de EFSA op de verpakking van levensmiddelen en voedingssupplementen te zetten.

Waarom staat de THT soms scheef op de verpakking en de rest van de teksten niet?

De THT is namelijk de enige tekst die tijdens de productie op de verpakking wordt bedrukt. Andere teksten, zoals de voedingswaarde per 100 gram of de ingrediëntlijst staan al op de verpakking vermeld vóórdat de verpakking over de productielijn gaat. Met andere woorden de fabrikant krijgt de verpakking kant-en-klaar binnen. Het enige wat op de verpakking nog ontbreekt, is de THT.

Omdat de voedingswaarde per 100 gram al op de verpakking staat vóórdat het product werkelijk in de verpakking zit, moet de consument de voedingswaarde per 100 gram nooit letterlijk nemen!
De voedingswaarde per 100 gram is te vergelijken met het volgende voorbeeld: voordat de auto vanuit A vertrekt, is al op de seconde nauwkeurig bekend hoe laat de auto in B aankomt. Dat is onmogelijk!

 

Waarom wordt aspartaam nog steeds gebruikt?

Tot op heden vindt de EFSA dat het gebruik van aspartaam nog altijd veilig voor de consument is ondanks de vele negatieve berichten in de media. Aangezien de EFSA het gebruik van aspartaam nog steeds toelaat, zal de fabrikant aspartaam blijven gebruiken. De zoetstof aspartaam heeft namelijk een aantal technologische voordelen, hierdoor kunnen de productiekosten - lage productiekosten resulteren in een lage verkooprijs van het product- laag gehouden worden. Aspartaam is goedkoop en heeft min of meer hetzelfde smaakprofiel als suiker. Om die reden is aspartaam een geliefde suikervanger.

Aspartaam is E951. E951 is het enige E-nummer met een sterretje. Het sterretje staat voor fenylalanine want fenylalanine is een component van aspartaam. Fenylalanine is een allergeen en moet van de wet op verpakking vermeld worden. Zo kan de consument aspartaam op de verpakking herkennen.

De gebruikte E-nummers in levensmiddelen en voedingssupplementen moeten altijd eerst goedgekeurd worden door de EFSA. De EFSA laat het gebruik pas toe wanneer een E-nummer veilig voor de consument is. Veilig voor de consument wil zeggen de meerderheid ondervindt bij het gebruik geen nadelige effecten. Anders gezegd, er zijn altijd mensen (behoren tot de minderheid) die nadelige effecten ondervinden bij het gebruik van bepaalde E-nummers.

De EFSA is te vergelijken met de politie. Wanneer de politie het teken geeft dat de automobilisten door rood mogen rijden. Hoeveel automobilisten durven dan het teken van de politie te negeren?


 

Waarom moet de voedingswaarde per 100 gram product niet letterlijk genomen worden?

De niet wettelijk verplichte voedingswaarde per 100 gram product op de verpakking is de berekende waarden op grond van de grondstofspecificaties en niet de gemeten waarden na elke productie. Het is namelijk niet rendabel en praktisch om na elke productie alle voedingswaarden te meten want het meten van alle voedingswaarden, zoals vet, suiker, natrium en vezels  kost de fabrikant namelijk dagen. Daarom is het vastgelegd in de Warenwet dat de fabrikant 20% naast mag zitten. Zit de fabrikant toevallig 40% (door een te hoge toevoeging van een bepaalde grondstof of dat de grondstof niet voorradig is) naast dan zal hij ook niet achterkomen want de voedingswaarden worden niet na elke productie gemeten. Dit verklaart ook waarom de Consumentenbond vaak een andere voedingswaarde vindt dan dat op de verpakking staat!

De voedingswaarde per 100 gram op de verpakking is te vergelijken met de berekende reistijd door het navigatiesysteem. Onder de ideale omstandigheden zal de werkelijke reistijd overeenkomen met de berekende reistijd. Maar hoe vaak komt dat voor!

De voedingswaarde per 100 gram wordt ook niet tijdens de productie op de verpakking bedrukt. Het staat al op de verpakking voordat de verpakking over de productielijn gaat. Dat verklaart ook waarom de voedingswaarde per 100 gram altijd netjes en op dezelfde plek op de verpakking staat.

Vanaf 13 december 2014 is de fabrikant verplicht de hoeveelheid vet, verzadigd vet, koolhydraten, suikers, eiwitten en zout per 100 gram (ml) product op de verpakking te zetten.
 

Wat hoeft niet op de verpakking vermeld te worden?

De fabrikant hoeft van de Warenwet de E-nummers die in de gebruikte ingrediënten zitten niet op de verpakking van het uiteindelijke product te vermelden. Voorbeeld: de fabrikant gebruikt voor de productie van zijn soep melkwei dan hoeft hij de E-nummers van melkwei niet op de verpakking van zijn soep te vermelden.
Verder hoeft de fabrikant niet van de wet een E-nummer als nummer op de verpakking te vermelden. Dus E300 is
vitamine C op de verpakking.

De fabrikant hoeft niet van de Warenwet te vermelden welke vitamine- of mineraalsoort hij toegevoegd heeft. Voor de consument komt elke vitamine en elk mineraal slechts in 1 soort of variant voor maar voor de Warenwet is dat niet het geval. De Warenwet kent voor elke vitamine en elk mineraal verschillende varianten. Deze varianten kunnen
worden ingedeeld in het lichaam goed opneembare en slecht opneembare varianten.
Het is een feit dat het technologisch niet mogelijk is om goed opneembare varianten aan levensmiddelen toe te voegen. Wel aan voedingssuplementen.
Uit voedingskundig oogpunt is het daarom beter om extra vitamines en mineralen niet uit verrijkte levensmiddelen (levensmiddelen met toegevoegde vitamines en mineralen) te halen maar uit voedingssupplementen!

Het is niet wettelijk verplicht om op de verpakking te vermelden waar en door wie het product gemaakt wordt. Het is alleen wettelijk verplicht om op de verpakking te vermelden wie het product op de markt brengt. Maar diegene die het product op de markt brengt, hoeft niet diegene te zijn die het product ook zelf maakt. In de praktijk betekent dat de consument vaak niet voor de kwaliteit betaalt maar voor het merk, zeker wanneer het om huismerken gaat.

Wanneer de hoeveelheid van een bepaald ingrediënt of verontreiniging (zoals GMO) onder de wettelijke minimale hoeveelheid ligt, hoeft de fabrikant van de wet niet op de verpakking te zetten.

De fabrikant hoeft van de wet het conserveringstechniek van het gebruikte ingrediënt niet op de verpakking van het eindproduct te zetten. Stel de fabrikant voegt aan zijn blik soep specerijen toe, welke behandeld zijn met radioactieve straling. Dan hoeft hij op de verpakking van zijn blik soep niet te vermelden dat het product doorstraalde specerijen bevat. Hij mag van de wet gewoon specerijen op de verpakking zetten. Specerijen zitten vaak vol met microorganismen en de enige manier om de specerijen lang houdbaar te maken, is door ze met radioactieve straling te behandelen.

Het is niet wettelijk verplicht de zuurgraad van een product op de verpakking te zetten. De zuurgraad is nodig om te zien of een product tandvriendelijk is of niet. Tandonvriendelijke producten zijn frisdranken en sappen omdat ze een zuurgraad van rond 3.5 hebben.

Het is niet wettelijk verplicht in de ingrediëntenlijst te vermelden dat het product kunstmatig verkregen vitamines bevat. Alle vitamines maar ook carotenoïden, zoals bèta-caroteen en lycopeen die aan levensmiddelen en voedingssupplementen worden toegevoegd, worden kunstmatig verkregen. Het is nu eenmaal goedkoper om vitamines en carotenoïden kunstmatig te produceren dan ze uit natuurlijke producten te halen. Zo is kunstmatige beta-caroteen vele malen goedkoper dan beta-caroteen, gewonnen uit wortelen.
 

Kan een verpakking zonder E-nummers toch noch E-nummers bevatten?

Ja, want de fabrikant mag van de Warenwet de E-nummers op 2 manieren op de verpakking zetten. De eerste manier is als nummer en de tweede manier is voluit geschreven. Zo is vitamine C E300, citroenzuur E330, pectine E440, natriumcitraten E331, calciumlataat E327, lecithine E322, aspartaam E951 en sucralose E955.
Zo kan een light-frisdrank met vitamine C, citroenzuur, pectine, citraat, calciumlataat, aspartaam en sucralose toch nog stiekem 7 E-nummers bevatten!

Uit commercieel oogpunt kan de fabrikant ervoor kiezen om een E-nummer als nummer of voluit geschreven weer te geven. Zo wil de fabrikant niet dat op babyvoeding E-nummers staan. Dus E300 en E322 worden vervangen door vitamine C en lecithine op de verpakking van babyvoeding.
Aspartaam heeft een slechte imago bij de consument dus de fabrikant kiest liever voor E951.
Natrium heeft bij de consument ook een slechte imago dus natriumcitraat wordt liever weergegeven als E331.

De consument en de levensmiddelenindustrie kijken heel anders tegen E-nummers aan. Voor de levensmiddelenindustrie zijn E-nummers de veiligste grondstoffen want zonder goedkeuring van de EFSA mogen ze namelijk niet aan levensmiddelen worden toegevoegd. Geen enkele andere grondstoffen ondergaan in de levensmiddelenindustrie een strenge keuring als E-nummers!
E-nummers zijn voor de levensmiddelenindustrie onmisbaar. Zonder E-nummers zien de schappen van de supermarkt erg leeg uit. Om de wens van de consument tegemoet te komen, worden tegenwoordig bijna alle E-nummers voluit geschreven. Zo wordt de suggestie gewekt dat de fabrikant in staat is om een product zonder E-nummers te produceren maar dat is niet waar!


E-nummers zijn niet slecht want wij krijgen ongemerkt via levensmiddelen dagelijks E-nummers binnen. Want  vitamine C is E300, vitamine E is E307, beta-caroteen E160b, lycopeen E160d, vitamine B2 is E101(i), magnesiumchloride is E511 en calciumlactaat is E327. Calciumlactaat zit bijvoorbeeld in zuivelproducten met extra calcium, magnesiumchloride zit bijvoorbeeld in sportdrank en E300 zit in een pak sinaasappelsap.

Niet alle E-nummers in een product wordt ook vermeld op de verpakking. Wanneer de fabrikant uit marketingoogpunt een bepaald E-nummer op de verpakking niet vermeld wil zien, kan hij het desbetreffende E-nummer onder de noemer "technologische hulpstof" laten vallen. E-nummers die gedefinineerd wordt als technologische hulpstof hoeven van de wet niet op de verpakking vermeld te worden.

Wat zijn de 5 onbeschreven regels in de levensmiddelenindustrie?

  1. De eerste onbeschreven regel is: hoe ongezonder het product, des goedkoper het product is en dat verklaart ook waarom een ongezond product altijd goedkoper is dan zijn gezonde variant. Er zijn maar weinig fabrikanten te vinden die bereid zijn om een duurderer product dan de concurrent op de markt te brengen. Dat komt omdat het gezondheidsaspect niet de doorslagende factor bij het kopen van een product is.
  2. De tweede onbeschreven regel is: hoe meer vet in product zit, des beter het product smaakt en ruikt. Juist geur en smaak zijn twee van de drie doorslaggevende factoren bij het kopen van het product. Dat verklaart ook waarom de fabrikant room, boter en cacaobestanddelen aan producten toevoegt terwijl hij weet dat ze veel vet (met name verzadigd vet) bevatten.
  3. De derde onbeschreven regel is: natrium verbetert de structuur (uitstraling) van het product en draagt bij aan de veiligheid van het product. De uitstraling van het product is de derde doorslaggevende factor bij het kopen van een product. Terwijl een veilig product de wettelijke eis is. De wet eist van de fabrikant dat hij een veilig product levert en niet een gezond product levert!
    Met andere woorden, de fabrikant zal nooit een gezond product op de markt brengen dat niet veilig (=de consument wordt ziek na het eten van het product) is. Dat verklaart ook waarom de fabrikant moeite heeft om het natriumgehalte in het product terug te brengen want bij het weglaten van teveel natrium worden de uitstraling en de veiligheid van het product nadelig beïnvloed.
  4. De vierde onbeschreven regel is: hoe slechter de suiker is, des zoeter het product smaakt. Met andere woorden, het is niet mogelijk om met goede suikers frisdranken, koekjes, snoepgoed en taarten mee te maken. Slechte suikers zijn glucose, fructose en sacharose. Dit verklaart waarom in producten die zoet smaken altijd slechte suikers zitten!
  5. De vijfde onbeschreven regel is: hoe meer verzadigd vet een product bevat, des minder vloeibaar het product bij kamertemperatuur is en des minder problemen (dus minder kosten) tijdens de productie optreden. Dat is de reden waarom koekjes, margarine en boter veel verzadigd vet bevatten. Zouden ze minder verzadigd vet bevatten dan zijn ze bij kamertemperatuur vloeibaar en dus niet verkoopbaar. Dat is de reden waarom het terugbrengen van het verzadigd vetgehalte in het product, het product duurder maakt want het brengt namelijk extra productiekosten met zich mee.

Deze vijf onbeschreven regels maken het duidelijk waarom de levensmiddelenindustrie niet zitten te trappelen om hun producten gezonder te maken. Het is goed om te weten dat elke poging om het product gezonder te maken, het product duurder (lees duurder dan die van de concurrent) maakt!
In de praktijk betekent dat de fabrikant een product pas gezonder maakt, wanneer de wet hem ertoe verplicht of wanneer hij subsidies krijgt.
 

Wat voor “soorten” Warenwet zijn er?

De Warenwet bestaat uit verschillende warenwetbesluiten. Deze zijn onder andere:

  • Warenwetbesluit producten voor bijzondere voeding, zoals dieet- en medische voeding
  • Warenwetbesluit voor zuigelingenvoeding
  • Warenwetbesluit doorstraalde waren
  • Warenwetbesluit voor “gewone” voeding, zoals brood, vruchtensap en zuivel
  • Warenwetbesluit voor voedingssupplementen

Medische voeding en babyvoeding kennen de strengste wetgeving. Zo is de hoeveelheid vitamines, mineralen en andere stoffen, zoals EPA, DHA, FOS, GOS en nucleotiden op de verpakking van babyvoeding wettelijk vastgelegd in de richtlijn 2006/141/EG. Verder is bij de wet verboden om niet goedgekeurde claims van de EFSA op de verpakking van zuigelingenvoeding tot 6 maanden te zetten. De EFSA heeft momenteel alle FOS-, GOS-, nucleotiden-, arachidonzuur- en PUFA’s-claims afgekeurd.
FOS- en GOS-claims zijn op de verpakking te herkennen als, verhoogt de weerstand, verhoogt het immuunsysteem van de baby van binnenuit, immunofortis en nutradefense.
Het is ook wettelijk vastgelegd dat borstvoeding (tot 6 maanden) gezonder is dan voeding uit de fles. Met anderen woorden, fabrikanten die in reclame suggereren dat flesvoeding beter is dan borstvoeding riskeert een geldboete van de NVWA.

Voor de productie van gewone voeding, zoals brood en sappen gelden ook specifieke warenwetbesluiten. Zo bestaat er een warenwetbesluit voor brood en een warenbesluit voor vruchtensappen.
Zo is het suikergehalte (uitgedrukt in Brix) vastgelegd in het warenwetbesluit voor vruchtensappen. Van de wet moet bijvoorbeeld sinaasappelsap 11.2 Brix hebben, wat neerkomt op 11 gram koolhydraten per 100 ml. Dat is ook de reden waarom de consument op de verpakking van een (gewone) sinaasappelsap vaak 11 gram koolhydraten per 100 ml tegenkomt. In de wet staat ook dat de fabrikant over vruchtensappen (net als over sigaretten) accijns moet betalen. Om de accijns niet hoeven te betalen, voegt de fabrikant melkpermeaat aan sappen toe. Door de melkpermeaat toe te voegen valt de sap niet meer onder het warenwetbesluit voor vruchtensap maar onder het warenbesluit zuivel. Onder het warenwetbesluit zuivel hoeft de fabrikant geen accijns te  betalen.
Vanaf maart 2012 moet het warenwetbesluit voor vruchtensappen van het Europese Parlement aangepast worden. In het “oude” warenwetbesluit zitten nog teveel misleidingen. In het “nieuwe” warenwetbesluit moet op de verpakking appel- en aardbeiensap staan (in plaats van het huidige aardbeiensap) wanneer een sap voor 20% uit aardbeiensap en voor 80% uit appelsap bestaat.

In de warenwetbesluiten valt ook te lezen wat de wettelijke eisen zijn van een productnaam. Zo moet roomboter van de wet minimaal 82% vet bevatten. Vandaar deze tekst op de verpakking.


Voedingssuplementen en sportvoeding zijn het slechtst bij de wet geregeld. Hoe slechter de wetgeving, des vaker de consument misleid wordt. Zo bestaat er geen warenwetbesluit voor sportvoeding. Vandaar dat veel klachten over sportvoeding zijn.

Wat is het warenwetbesluit Etikettering van levensmiddelen?

Het warenwetbesluit Etikettering van levensmiddelen bepaalt wat de fabrikant wel en niet op de verpakking mag/moet zetten. De fabrikant mag van het warenwetbesluit Etikettering van levensmiddelen geen misleidende teksten op de verpakking zetten. Maar wanneer is er sprake van misleiding?

Is er sprake van misleiding wanneer op de verpakking van een sinaasappelsap staat, sinaasappel bevat van nature veel vitamine C terwijl tijdens de productie van sinaasappelsap op een kunstmatige manier vitamine C is toegevoegd? Vitamine C in sappen komt vaak uit een zak en niet uit de vruchten zelf! Dat is nu eenmaal de goedkope manier van produceren.

Is er sprake van misleiding wanneer op de verpakking van een pak sap rozenbottel staat, terwijl het product voornamelijk uit appelsap bestaat? Appelsap (uit concentraat) is namelijk de goedkoopste sap en wordt daarom vaak gebruikt om het sapgehalte van een product aan te vullen tot de wettelijke norm.

Is er sprake van misleiding wanneer op de voorkant van een energiedrank guarana staat, terwijl in de ingrediëntenlijst guarana-extact zonder cafeïne staat. De positieve werking dankt guarana namelijk aan het cafeïnegehalte. Maar wat blijft er nog van de positieve werking van guarana over wanneer het cafeïnegehalte nul is!

Is er sprake van misleiding wanneer op de verpakking van een vruchtensap staat, goed voor tanden want het product bevat 0 gram suiker. Het product bevat weliswaar geen suiker maar het is niet de suiker maar de zuren die slecht voor de tanden zijn. Vruchtensap met en zonder suiker heeft nog altijd een zuurgraad van rond 3.5 en tanderosie treedt op bij een zuurgraad van onder 5.5. Een zuurgraad rond 3.5 is nodig om het product een aantal maanden mee te geven.

Is er sprake van misleiding wanneer op de verpakking staat, goed voor het hart want het product is zoutloos terwijl de voedingswaarde per 100 gram 0.6 gram natrium aangeeft. Het is namelijk niet het zout (natriumchloride) maar natrium dat slecht is voor het hart.

Is er sprake van misleiding wanneer op de verpakking staat, geen conserveringsmiddelen toegevoegd, terwijl het product voedingszuren bevat en gasverpakt is. Voedingszuren toevoegen en gasverpakken zijn namelijk 2 manieren van conserveren. Conserveren is voor de levensmiddelenindustrie méér dan alleen maar het toevoegen van conserveringsmiddelen. Conserveren is voor de levensmiddelenindustrie, het toevoegen van voedingszuren, koolzuurgas, zout, conserveringsmiddelen en antioxidanten (vitamine C), het verhitten (UHT, pasteuriseren en steriliseren), het gasverpakken (verpakt onder beschermende atmosfeer) en het bewaren bij 4 of 7 graden Celcius.

Is er sprake van misleiding wanneer op de verpakking staat “geen suikers toegevoegd” terwijl de fabrikant suikers niet in de vorm van glucose, fructose en/of sacharose maar wel in de vorm van sapconcentraat, vruchten en/of voedingsvezels toevoegt.

Vanaf 13 december 2014 gelden de nieuwe etiketteringregels met als doel het lezen van de verpakking te vergemakkelijken en uniformiteit in de verpakking te brengen.
Het nieuwe etiket krijgt dan een verplichte lettergrootte, een verplicht tabel voedingswaarde per 100 gram en verplichte herkomstetikettering voor vers vlees van varkens, schapen, geiten, gevogelte en runderen. Wat niet verplicht is, is het vermelden van natrium en vezels in de tabel voedingswaarde per 100 gram. Uit voedingskundig oogpunt is juist natrium en vezels na verzadigd vet heel belangrijk voor de gezondheid. Dat natrium en vezels niet verplicht zijn in de nieuwe etiketteringregels laat zien dat de beslissing genomen is uit het oogpunt van de fabrikant niet uit het oogpunt van de consument.

Uit voedingskundig oogpunt is het beter om eiwit, vet, verzadigd vet en koolhydraten in de tabel voedingswaarde per 100 gram niet alleen als een absoluut getal maar ook als energiepercentage (En%) te vermelden. Zo kan de consument in een oogopslag zien of het product naar verhouding teveel vet, verzadigd vet en koolhydraten bevat of niet. Hierdoor is het voor de consument mogelijk om de producten zo met elkaar te combineren om tot een gezonde maaltijd te komen.
Ook is het beter om het vezelgehalte per 100 kcal en het natriumgehalte per 100 gram te vermelden. Want een gezond product bevat voedingskundig gezien:

  • maximaal 35 En% eiwit (voorkeur 10-15 En%)
  • maximaal 35 En% vet (voorkeur 20-35 En%)
  • maximaal 10 En% verzadigd vet (voorkeur 7-10 En%)
  • maximaal 25 En% eenvoudige suikers (voorkeur 10-25% eenvoudige suikers)
  • maximaal 70 En% koolhydraten (voorkeur 55-65 En%)
  • maximaal 0.5 gram natrium per 100 gram (voorkeur 0.1-0.5 gram per 100 gram)
  • minimaal 1.3 gram vezels per 100 kcal (voorkeur 1.5 kcal per 100 kcal)

Kortom, het zal goed zijn wanneer het warenwetbesluit Etikettering van levensmiddelen de fabrikant verplicht het energiepercentage eiwit, vet, verzadigd vet, koolhydraten en suiker, het aantal gram natrium per 100 gram en het aantal gram vezels per 100 kcal op de verpakking te zetten. Zo kan de consument in ëén oogopslag zien hoe gezond of ongezond een product is. Wanneer de consument weet hoe gezond of ongezond een product is, kan hij de verschillende producten zo combineren om toch nog tot een dagelijkse gezonde voeding te komen.
Een dagelijkse gezonde voeding bestaat namelijk gemiddeld uit gezonde producten. Omdat het gemiddeld is, mag een gezonde voeding best producten bevatten die niet voldoen aan de richtlijnen van een gezond product!

 

Hoe moet de consument de ingrediëntenlijst lezen?

Het belangrijkste doel van de verpakking is het overhalen van de consument om het product te kopen en daarom staat de verpakking vol met marketingteksten. Voor de consument is het heel moeilijk om deze teksten op waarheid te controleren. Maar er bestaat een manier om de verpakking op waarheid te controleren en dat is de ingrediëntenlijst.

De ingrediëntenlijst is naast de tabel voedingswaarde per 100 gram de plek waar de fabrikant aan de Warenwet moet voldoen. Anders gezegd, in de ingrediëntenlijst heeft de Warenwet het laatste woord!
De Warenwet bepaalt dat de ingrediëntenlijst altijd begint met het ingrediënt dat het meeste aandeel in het product levert. Zo begint de ingrediëntlijst van elke frisdrank altijd met water want water levert het grootste aandeel in frisdrank.

Wat in de ingrediëntenlijst staan, worden tijdens de productie kunstmatig, (uit een zak) aan het product toegevoegd. Dus wanneer op een pak sap vitamine C (ook wel ascorbinezuur of E300 genoemd) in de ingrediëntenlijst staat, wil zeggen dat vitamine C niet afkomstig is van het gebruikte sap maar kunstmatig is toegevoegd. Wanneer vitamine C kunstmatig (dus uit een zak omdat het goedkoper is dan uit groente en fruit) aan een sap wordt toegevoegd, zijn de woorden "rozenbottel bevat van nature heel veel vitamine C" of "acerola is een superfruit" op de verpakking misleidend!

Wanneer de fabrikant claimt dat een bepaald ingrediënt in het product zit, moet hij van de wet het percentage van het desbetreffende ingrediënt in de ingrediëntenlijst vermelden. Zo claimt de fabrikant dat in Roosvicee 50% puur fruit/50% zuiver water dat water in het product zit en daarom moet hij van de wet het waterpercentage in de ingrediëntenlijst vermelden.
De claim dat een bepaald ingrediënt in het product zit, kan de consument vaak herkenen aan de naam van het product of de foto op de verpakking.
 

Studies 2012

Hieronder vindt u wetenschappelijke onderzoeken naar de relatie tussen voeding en chronische ziekten.

De overzichtsartikelen (meta-analyses) van gerandomiseerde, placebo-gecontroleerde dubbelblinde humane studies (RCT’s) geven antwoord op de volgende vraag:
“Is het slikken van voedingssupplementen zinvol?”. Ja bij een positieve conclusie en nee bij een negatieve conclusie.

De overzichtsartikelen (meta-analyses) van cohort studies of van patiënt-controle studies geven antwoord op de volgende vraag:
”Moet ik mijn voedingspatroon veranderen?”.

  1. Omega 3 vetzuren verlagen het gebruik van NSAID bij reumapatiënten
  2. Een laag GI-dieet werkt positief op de gezondheid
  3. ADHD-patiënten hebben mogelijk baat bij omega-3 en omega-6 vetzuren
  4. Groenten en fruit verlagen de kans op chronische ziekten
  5. Een scheve n6:n3 ratio verhoogt de kans op chronische ziekten
  6. Luteïne en zeaxanthine via voeding verlagen gevorderde AMD
  7. Een laag GI-dieet nog geen onderdeel van een voedingstherapie bij cystische fibrose
  8. Een hoog lichamelijk activiteitsniveau verlaagt mogelijk astma
















 

Omega 3 vetzuren verlagen het gebruik van NSAID bij reumapatiënten

Onderzoeksvraag:
Kunnen omega 3-vetzurensupplementen reumasymptomen verlichten?

 

Studieopzet:
Dit overzichtsartikel bevatte 10 RCT’s met 183 reumapatiënten en 187 controlepatiënten (geen reumapatiënten).

 

Resultaten en conclusies:
De meta-analyse liet zien dat het slikken van omega 3-vetzurensupplementen het gebruik van NSAID-medicijnen significant deed afnemen. De SMD was -0.518 [95% BI = -0.915 tot -0.121, p = 0.011] zonder heterogeniteit tussen de studies. Significant omdat de p-waarde kleiner was dan 0.05. Significant wil zeggen er is een verband.

De SMD van het aantal gevoelige gewrichten was -0.214 [95% BI = -0.489 tot -0.062, p = 0.128]. De SMD was niet-significant want de p-waarde was groter dan 0.05. Niet-significant wil zeggen, het kan niet met 95% betrouwbaarheid gezegd worden dat het verlaagde SMD van het aantal gevoelige gewrichten toe te schrijven was aan het slikken van omega 3-vetzurensupplementen.

De SMD van het aantal gezwollen gewrichten was -0.170 [95% BI = -0.454 tot -0.114, p = 0.241]. De SMD was niet-significant want de p-waarde was groter dan 0.05.

De SMD van ochtendstijfheid was -0.224 [95% BI = -0.955 tot 0.212, p = 0.221] en de SMD van lichamelijke functies was 0.264 [95% BI = -0.232 tot -0.724, p = 0.314]. De SMD was niet-significant want de p-waarde was groter dan 0.05.

De onderzoekers concludeerden dat het gebruik van omega 3-vetzuren (>2.7 gram per dag voor meer dan 3 maanden) het gebruik van NSAID-medicijnen bij reumapatiënten deed afnemen. Verdere studies zijn nodig om de klinische en de NSAID-sparende effecten van omega 3- vetzuren in reumapatiënten te onderzoeken.

Oorspronkelijke titel:
Omega-3 Polyunsaturated Fatty Acids and RheumatoidArthritis Treatment: A Meta-analysis by Leea YH, Baeb SC and Songa GG.

Link:
http://www.sciencedirect.com/science/article/pii/S018844091200166X

Extra informatie van El Mondo:
Omega 3-vetzuren zijn EPA, DHA en alfa-linoleenzuur. De hoeveelheid omega 3 vetzuren van een product kan opgezocht worden in de NEVO-tabel. Omega 3-vetzuren hebben in het lichaam ontstekingsremmende werking en reuma is een chronische aandoening veroorzaakt door ontstekingen.


Statistische significantie (=gevonden in wetenschappelijke studies) wil niet zeggen het ook klinische significantie (=als onderdeel van een ziektebehandeling)  geeft en andersom.

Een positief effect gevonden in een overzichtsartikel van RCT’s is bedoeld om het slikken van voedingssupplementen tegen een bepaalde aandoening te kunnen rechtvaardigen.

Studies 2012

Hieronder vindt u wetenschappelijke onderzoeken naar de relatie tussen voeding en hart- en vaatziekten.

De overzichtsartikelen (meta-analyses) van gerandomiseerde, placebo-gecontroleerde dubbelblinde humane studies (RCT’s) geven antwoord op de volgende vraag:
“Is het slikken van voedingssupplementen zinvol?”. Ja bij een positieve conclusie en nee bij een negatieve conclusie.

De overzichtsartikelen (meta-analyses) van cohort studies of van patiënt-controle studies geven antwoord op de volgende vraag:
”Moet ik mijn voedingspatroon veranderen?”.

  1. Elke kg gewichtstoename verhoogt hart- en vaatziekten bij vrouwen met 5.7% en bij mannen met 3.1%
  2. Een lage GI voeding verlaagt het LDL-cholesterolgehalte
  3. Een voedingspatroon laag in verzadigd vet en omega-6 vetzuren biedt bescherming tegen hart- en vaatziekte en kanker
  4. Geen verband tussen plantensterolen en hart- en vaatziekten
  5. 400-800 mcg foliumzuur per dag verlaagt een beroerte
  6. Magnesium verlaagt de kans op een ischemische beroerte
  7. Foliumzuursupplementen verlagen mogelijk een beroerte
  8. Vitamine C-supplementen verlagen op korte termijn de bloeddruk
  9. Soja-isoflavonen verlagen de bloeddruk van mensen met een hoge bloeddruk
  10. Magnesiumsupplementen verlagen licht de bloeddruk
  11. 3 glazen alcohol of meer verhogen de bloeddruk bij mannen
  12. Visoliesupplementen verlagen de bloeddruk bij mensen met een hoge bloeddruk
  13. PUFA-supplementen bieden geen bescherming tegen hart- en vaatziekten
  14. Veel alfa-linoleenzuur via voeding verlaagt mogelijk hart- en vaatziekten
  15. Viseten en niet visoliesupplementen beschermt tegen hart- en vaatziekten
  16. 2-4 keer per week vis verlaagt doodgaan aan hart- en vaatziekten
  17. Het eten van vis verlaagt de kans op cerebrovasculaire ziekten
  18. Flavonoïden bieden bescherming tegen hart- en vaatziekten
  19. Een hoge GI-voeding verhoogt de kans op hart- en vaatziekten bij vrouwen met overgewicht

 

Vitamine C-supplementen verlagen op korte termijn de bloeddruk


Onderzoeksvraag:
In observationele studies, een verhoogde inname van vitamine C, vitamine C-suppletie en een hoge vitamine C-bloedconcentratie worden geassocieerd met een lage bloeddruk. Maar  de aanwijzingen voor de bloeddruk-verlagende effecten van vitamine C in klinische studies zijn inconsistent.Daarom was het doel van deze systematische review en meta-analyse van klinische studies om de effecten van vitamine C-suppletie op de bloeddruk te onderzoeken.

Kunnen vitamine C-supplementen de bloeddruk verlagen?


Studieopzet:
Dit overzichtsartikel bevatte 29 RCT’s met een gemiddelde duur van 8 weken en 10 tot 120 deelnemers per studie. Alleen RCT’s kunnen een causaal verband weergeven.

Resultaten en conclusies:
De onderzoekers vonden dat het slikken van vitamine C-supplementen (gemiddeld 500 mg per dag) de systolische druk (bovendruk) significant met 3.84 mmHg [95% BI = -5.29 tot -2.38 mm Hg, p<0.01] deed afnemen. Significant wil zeggen, het kan met 95% betrouwbaarheid gezegd worden dat het kortstondig slikken van vitamine C-supplementen de bovendruk werkelijk verlaagde.

De onderzoekers vonden dat het slikken van vitamine C-supplementen (gemiddeld 500 mg per dag) de diastolische druk (onderdruk) significant met 1.48 mmHg [95% BI = -2.86 tot -0.10 mmHg, p=0.04] deed afnemen. Significant want de p-waarde was kleiner dan 0.05.

In studies methypertensieve deelnemers vonden de onderzoekers dat het slikken van vitamine C-supplementen (gemiddeld 500 mg per dag) de systolische druk significant met 4.85 mmHg [p<0.01] deed afnemen.


In studies methypertensieve deelnemers vonden de onderzoekers dat het slikken van vitamine C-supplementen (gemiddeld 500 mg per dag) de diastolische druk niet-significant met 1.67 mmHg [p<0.17] deed afnemen. Niet-significant wil zeggen geen verband.

De onderzoekers concludeerden dat het kortstondig slikken van vitamine C-supplementen (500 mg per dag met een gemiddelde duur van 8 weken) de bloeddruk verlaagde maar er is onderzoek nodig naar het effect van het langdurig slikken vitamine C-supplementen op de bloeddruk.

Oorspronkelijke titel:
Effects of vitamin C supplementation on blood pressure: a meta-analysis of randomized controlled trials by Juraschek SP, Guallar E, […], Miller ER.

Link:

http://www.ajcn.org/content/95/5/1079.short

Extra informatie van El Mondo:
De optimale bloeddruk voor een gezond volwassen persoon is 120 mmHg bovendruk en 80 mmHg onderdruk.


Het is niet mogelijk via voeding 500 mg vitamine C per dag binnen te krijgen. 200-300 gram groenten en 2-5 stuks fruit per dag leveren gemiddeld 200 mg vitamine C op.

Studies 2012

Hieronder vindt u wetenschappelijke onderzoeken naar de relatie tussen voeding en kanker.

De overzichtsartikelen (meta-analyses) van gerandomiseerde, placebo-gecontroleerde dubbelblinde humane studies (RCT’s) geven antwoord op de volgende vraag:
“Is het slikken van voedingssupplementen zinvol?”. Ja bij een positieve conclusie en nee bij een negatieve conclusie.

De overzichtsartikelen (meta-analyses) van cohort studies of van patiënt-controle studies geven antwoord op de volgende vraag:
”Moet ik mijn voedingspatroon veranderen?”.

  1. Kruisbloemige groenten verlagen dikke darmkanker
  2. Zuivelproducten en melk bieden bescherming tegen dikkedarmkanker
  3. Groenten en fruit bieden bescherming tegen dikkedarmkanker
  4. Het eten van vis verlaagt waarschijnlijk dikkedarmkanker
  5. Voedingsvezels bieden bescherming tegen borstkanker
  6. Geen verband tussen hoge foliumzuurinname en borstkanker
  7. Alfa-caroteen verlaagt de kans op het krijgen van borstkanker
  8. Hoge bloedconcentraties van carotenoïden verlagen borstkanker
  9. Lycopeensupplementen verlagen niet prostaatkanker
  10. Foliumzuursupplementen verhogen de kans op prostaatkanker
  11. Selenium verlaagt de kans op het krijgen van prostaatkanker
  12. Groene thee verlaagt maagkanker bij vrouwen
  13. Zout verhoogt de kans op het krijgen van maagkanker
  14. Matig alcoholgebruik verhoogt niet maagkanker
  15. Vis en LC-PUFA verlagen niet alvleesklierkanker
  16. Groenten & fruit verlagen niet alvleesklierkanker
  17. Soja verlaagt longkanker onder niet-rokende vrouwen
  18. Koffie verlaagt de kans op het krijgen van baarmoederkanker  

Zuivelproducten en melk bieden bescherming tegen dikkedarmkanker


Onderzoeksvraag:
Eerdere studies naar het verband tussen de inname van zuivelproducten en het risico op het krijgen van dikkedarmkanker lieten een omgekeerd verband met melk zien. Echter, het bewijs voor kaas of andere zuivelproducten is inconsistent. Daarom werden een systematisch literatuuronderzoek en een meta-analyse uitgevoerd om de vorm van het dosisafhankelijke verband tussen het eten van zuivelproducten en het risico op het krijgen van dikkedarmkanker te verduidelijken.

Is er een verband tussen het eten van zuivelproducten en het krijgen van dikkedarmkanker?
 

Studieopzet:
Dit overzichtsartikel bevatte 19 prospectief cohort studies en deze studies kenden samen 1.2 miljoen deelnemers waarvan 650 duizend kankergevallen.
Het relatieve risico met 95% BI en het random-effects model werden gebruikt om de relatie tussen het eten van zuivelproducten en het krijgen van dikkedarmkanker weer te geven.


De meta-analyse kende geen recall en selectie bias en er was nauwelijks sprake van heterogeniteit behalve voor de hoogste versus de laagste analyse van de totale zuivelproducten. Verder had de meta-analyse een statistische power om een matige en zwakken relatie in de dikkedarmkanker analyse te vinden.

Resultaten en conclusies:
De onderzoekers vonden dat het eten van 400 gram zuivelproducten per dag de kans op het krijgen van dikkedarmkanker significant met 17% deed afnemen. Anders gezegd, het relatieve risico was 0.83 [95% BI = 0.78-0.88]. Significant wil zeggen, het kan met 95% betrouwbaarheid gezegd worden dat het eten van 400 gram zuivelproducten de kans op het krijgen van dikkedarmkanker werkelijk verlaagde.

Het relatieve risico voor 200 gram melkinname per dag was 0.91 [95% BI = 0.85-0.94]. Anders gezegd, het drinken van 200 gram melk per dag deed de kans op het krijgen van dikkedarmkanker significant met 9% afnemen. Significant omdat het relatieve risico van 1 niet in de 95% BI teruggevonden werd.

De onderzoekers vonden ook dat het eten van 50 gram kaas per dag de kans op het krijgen van dikkedarmkanker niet-significant met 4% deed afnemen. Anders gezegd, het relatieve risico was 0.96 [95% BI = 0.83-1.12]. Niet-significant omdat het relatieve risico van 1 in de 95% BI teruggevonden werd. Niet-significant betekent in de praktijk geen verband.

De onderzoekers concludeerden dat het eten van zuivelproducten en melk de kans op het krijgen dikkedarmkanker deed afnemen maar het verlaagde risico werd niet gevonden voor kaas of andere zuivelproducten. 

Oorspronkelijke titel:
Dairy products and colorectal cancer risk: a systematic review and meta-analysis of cohort studies by Aune D, Lau R, […], Norat T.

Link:

http://annonc.oxfordjournals.org/content/23/1/37.full.pdf+html

Extra informatie van El Mondo:
Andere risicofactoren voor het krijgen van dikkedarmkanker zijn het eten van rood- en bewerkt vlees, te weinig vezelinname en de alcoholinname bij mannen. Het World Cancer Research Fund (WCRF) adviseert daarom mensen om de consumptie van roodvlees en/of bewerkt vlees te beperken tot 500 gram per week.
Te weinig vezelinname wil zeggen de dagelijkse voeding bevat minder dan 1.3 gram vezels per 100 kcal.


Bij ongeveer 5% bij de patiënten met dikke darmkanker is er sprake van een erfelijke aanleg. Erfelijke dikkedarmkanker treedt vaak rond 45 jarige leeftijd op terwijl niet-erfelijke dikkedarmkanker pas rond 60 jaar optreedt. In Nederland blijft 60% van de mensen met dikke darmkanker na 5 jaar nog in leven. 

Studies 2012

Hieronder vindt u wetenschappelijke onderzoeken naar de voedingstoestand in ontwikkelingslanden.

De overzichtsartikelen (meta-analyses) van gerandomiseerde, placebo-gecontroleerde dubbelblinde humane studies (RCT’s) geven antwoord op de volgende vraag:
“Is het slikken van voedingssupplementen zinvol?”. Ja bij een positieve conclusie en nee bij een negatieve conclusie.

De overzichtsartikelen (meta-analyses) van cohort studies of van patiënt-controle studies geven antwoord op de volgende vraag:
”Moet ik mijn voedingspatroon veranderen?”.


 

Melk en graanproducten, verrijkt met micronutriënten verlagen bloedarmoede bij kinderen tot drie jaar


Onderzoeksvraag:
Een tekort aan micronutriënten is een veel voorkomend volksgezondheidsprobleem in de ontwikkelingslanden, met name onder zuigelingen en kinderen tot 2 jaar. Aangezien dit een belangrijke periode in de ontwikkeling van kinderen is, wordt vanaf 6 maanden borstvoeding aangevuld met producten, zoals melk of graanproducten verrijkt met micronutriënten aanbevolen. Echter, het totale effect van deze aanpak is onduidelijk. Daarom werd een meta-analyse uitgevoerd om de impact van melk en graanproducten, welke verrijkt zijn met micronutriënten, op de gezondheid van zuigelingen en kleine kinderen (van 6 maanden tot 5 jaar) te beoordelen.

Kunnen melk en graanproducten verrijkt met micronutriënten de gezondheid van jonge kinderen tussen 6 maanden tot 5 jaar verbeteren?

Studieopzet:
Dit overzichtsartikel bevatte 18 RCT’s met 5468 kinderen die geen flesvoeding kregen. Het gemiddelde leeftijd was 6 tot 23 maanden. De gemiddelde follow-up duur was 8.2 maanden (2.3 tot 12 maanden). Het gemiddelde hemoglobinewaarden was 9.0-12.6 g/dl. Alleen RCT’s kunnen een causaal verband  weergeven.

Resultaten en conclusies:
Vergeleken met niet-verrijkte producten verhoogden verrijkte-producten met ijzer en andere micronutriënten het hemoglobinegehalte met 0.87 g/dl [95% BI = 0.57-1.16, 8 studies].

Vergeleken met niet-verrijkte producten verlaagden verrijkte-producten met ijzer en andere micronutriënten het risico op het krijgen van bloedarmoede significant met 57%. Het relatieve risico was 0.43 met 95% BI van 0.26-0.71.Significant wil zeggen, het kan met 95% betrouwbaarheid gezegd worden dat het verlaagde risico op het krijgen van bloedarmoede werkelijk toe te schrijven was aan het eten van verrijkte-producten.

Vergeleken met niet-verrijkte producten verhoogden verrijkte-producten het serumgehalte van vitamine A maar niet van zink.

Het verrijken van producten met ijzer in combinatie met andere micronutriënten was effectiever voor de hematologische uitkomsten dan het verrijken van producten met ijzer alleen.

De onderzoekers concludeerden dat melk en graanproducten, verrijkt met multi micronutriënten kunnen een effectieve optie zijn om bloedarmoede onder kinderen tot drie jaar in ontwikkelingslanden te verminderen. Maar op basis van dit meta-analyse is het bewijs voor functionele gezondheidsresultaten nog steeds niet overtuigend.

Oorspronkelijke titel:
Effects of micronutrient fortified milk and cereal food for infants and children: a systematic review by Eichler K, Wieser S, […], Brügger U.

Link:
http://www.biomedcentral.com/content/pdf/1471-2458-12-506.pdf

Extra informatie van El Mondo:
Het ijzertekort is de meest voorkomende en wijdverbreide voedingsstoornis in de wereld. Het ijzertekort leidt tot bloedarmoede. Malaria, HIV/AIDS, mijnworm besmetting, schistosomiasis en andere infecties, zoals tuberculose zijn belangrijke factoren die bijdragen aan de hoge prevalentie van bloedarmoede in ontwikkelingslanden.

Het ijzertekort en bloedarmoede verminderen van de werkcapaciteit van individuen en de hele bevolkingsgroepen. Dit kan leiden tot ernstige economische gevolgen en de nationale ontwikkeling belemmeren.

 

Studies 2012

Hieronder vindt u wetenschappelijke onderzoeken naar de realtie tussen voeding en sporten.

De overzichtsartikelen (meta-analyses) van gerandomiseerde, placebo-gecontroleerde dubbelblinde humane studies (RCT’s) geven antwoord op de volgende vraag:
“Is het slikken van voedingssupplementen zinvol?”. Ja bij een positieve conclusie en nee bij een negatieve conclusie.

De overzichtsartikelen (meta-analyses) van cohort studies of van patiënt-controle studies geven antwoord op de volgende vraag:
”Moet ik mijn voedingspatroon veranderen?”.

  1. Een hoog lichamelijk activiteitsniveau verlaagt mogelijk astma
  2. 200-1000 mg vitamine C per dag verlaagt de oxidatieve stress
  3. Beter opgezette studies naar de werking van sportproducten zijn nodig
  4. 0.1 gram creatine per kg lichaamsgewicht plus krachttraining verbetert de trainingsaanpassingen op cellulair en sub-cellulair niveau
  5. Het effect van energiedranken op kwaliteit van leven en welzijn is dubbelzinnig
     

200-1000 mg vitamine C per dag verlaagt de oxidatieve stress


Onderzoeksvraag:
Hoeveel mg vitamine C is per dag nodig om de verhoogde oxidatieve stress onder sporters te verlagen?

Studieopzet:
Dit overzichtsartikel bevatte 12 studies. Ze waren crossover of RCT’s. De vitamine C-suppletieperiode varieerde van acuut tot 5 maanden.

 

Resultaten en conclusies:
Antioxidantensupplementen worden door sporters op grote schaal gebruikt om de verhoogde oxidatieve stress te vermijden. De verhoogde oxidatieve stress leidt onder meer tot spierschade, een verlaagd immuunsysteem en vermoeidheid.

De onderzoekers concluderen dat 200-1000 mg vitamine C per dag de oxidatieve stress verlaagt terwijl meer dan 1000 mg per dag de training-geïnduceerde aanpassingen lijkt te verminderen door het verminderen van de mitochondriële biogenese of door de eventuele veranderingen van de vasculaire functie.

200 mg vitamine C per dag, verkregen door vijf porties groenten en fruit, kan voldoende zijn om de oxidatieve stress te verminderen zonder hierbij de drempelwaarde die de optimale trainingsaanpassingen schaadt, te overschrijden.

Sporters kunnen tijdens periodes van verhoogde oxidatieve stress baat hebben bij het slikken van meer dan 200 mg vitamine C per dag gedurende 1 tot 2 weken.

Oorspronkelijke titel:
Effect of Vitamin C Supplements on Physical Performance by Braakhuis AJ.

Link:

http://journals.lww.com/acsm-csmr/Fulltext/2012/07000/Effect_of_Vitamin_C_Supplements_on_Physical.8.aspx

Extra informatie van El Mondo:
Oxidatieve stress wordt veroorzaakt door een onbalans tussen pro-oxidanten en antioxidanten. Deze onbalans kan ontstaan door een verhoogde niveau van reactieve zuurstof deeltjes en/of reactieve stikstofdeeltjes of een afname in antioxidant in het afweersysteem. Antioxidanten zijn onder andere vitamine C, E, zink, flavonoïden en beta-caroteen. Pro-oxidanten zijn onder andere uitlaatgassen, sigarettenrook, fijne stofdeeltjes.

Studies 2012

Hieronder vindt u wetenschappelijke onderzoeken naar de relatie tussen voeding en ouderdom.

De overzichtsartikelen (meta-analyses) van gerandomiseerde, placebo-gecontroleerde dubbelblinde humane studies (RCT’s) geven antwoord op de volgende vraag:
“Is het slikken van voedingssupplementen zinvol?”. Ja bij een positieve conclusie en nee bij een negatieve conclusie.

De overzichtsartikelen (meta-analyses) van cohort studies of van patiënt-controle studies geven antwoord op de volgende vraag:
”Moet ik mijn voedingspatroon veranderen?”.

  1. Soja-isoflavonensupplementen verlagen de frequentie en de ernst van opvliegers
  2. 20 microgram vitamine D per dag verlaagt fracturen bij ouderen
  3. Een hoog homocysteïnegehalte verhoogt fracturen bij ouderen
  4. Polyfenolen verbeteren het cognitief functioneren
  5. Het slikken van vitamine B6, B12 en foliumzuur verbetert niet het cognitief vermogen van ouderen
  6. 20 nmol/L 25(OH)D verlaagt de mortaliteit onder ouderen
  7. Een hoge consumptie van groenten verlaagt dementie bij ouderen

 

L-carnitine

Wetenschappelijke studies over L-carnitine:
De overzichtsartikelen (meta-analyses) van gerandomiseerde, placebo-gecontroleerde dubbelblinde humane studies (RCT’s) geven antwoord op de volgende vraag:
“Is het slikken van voedingssupplementen zinvol?”. Ja bij een positieve conclusie en nee bij een negatieve conclusie.

De overzichtsartikelen (meta-analyses) van cohort studies of van patiënt-controle studies geven antwoord op de volgende vraag:
”Moet ik mijn voedingspatroon veranderen?”.

  1. Creatinesupplementen leiden niet tot nierschade
  2. 3 gram L-carnitinesupplementen verlagen het leptinegehalte van suikerpatiënten
  3. Dagelijks 2-4 gram carnitinesupplementen vermindert niet kankergerelateerde vermoeidheid
  4. Carnitinesupplementen leiden tot gewichtsverlies
  5. Minimaal 12 weken L-carnitine supplementen verlaagt ontstekingen
  6. Dagelijks 1-2 gram L-carnitine verlaagt ontstekingen in het lichaam
  7. Dagelijks 2 gram L-carnitine verlaagt bloeddruk van mensen met overgewicht
  8. L-carnitine supplementen verlaagt mogelijk hart- en vaatziekten 

XXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXX

  • L-carnitine is geen essentiële aminozuur. Het lichaam maakt namelijk in de lever en nieren met behulp van vitamine C L-carnitine uit de 2 essentiële aminozuren L-lysine en L-methionine.
    Van niet-essentiële voedingsstof bestaat geen aanbevolen dagelijkse hoeveelheid en veilige bovengrens.
  • Aminozuren komen in twee vormen voor, de D- en L-vorm. Alleen de L-vom heeft in het lichaam functies en daarom  wordt alleen L-carnitine  in voeding toegelaten, zoals in sportdrank.
  • Carnitine is nodig om langketenige vetzuren naar de mitochrondriën te brengen om daar via bèta-oxidatie verbrand te worden tot energie.
  • Tekort aan L-carnitine geeft vermoeidheid. L-carnitine speelt namelijk een rol bij de energieproductie oftewel ATP-productie. ATP is de opgeslagen energie in het lichaam.
  • Carnitine speelt geen rol bij de verbranding van kort- en middenketenige vetzuren.
  • Carnitine speelt ook geen rol bij de verbranding van suikers en eiwitten. Het menselijk lichaam haalt de energie voor het sporten uit de verbranding van  voornamelijk suikers en eiwitten en in mindere mate uit vetzuren (kort-, midden- en langketenige vetzuren).
    Met andere woorden de verbranding van langketenige vetzuren met behulp van carnitine levert een zeer geringe bijdrage bij de energieproductie tijdens het sporten.
  • De opname van L-carnitine uit voeding is 55-85% en uit voedingssupplementen is 15-20%.
    Met andere woorden natuurlijke L-carnitine wordt beter opgenomen dan synthetische L-carnitine.
  • Het slikken van carnitine vlak voor of tijdens het sporten verhoogt namelijk niet de sportprestaties dat komt omdat langketenige vetzuren geen rol spelen tijdens lichamelijke inspanningen. Het zijn voornamelijk de suikers en de eiwitten
  • Het slikken van carnitine-supplementen is zonde van het geld want de EFSA heeft geen enkele claims goedgekeurd
    Slikalleen voedingssupplementen wanneer de EFSA de claims goedgekeurd heeft!
  • Carnitine wordt met behulp van receptoren in de dunne darm opgenomen. De receptoren raken verzadigd bij 2 gram.
    Met andere woorden het slikken van meer dan 2 gram carnitine per keer heeft geen zin.
  • De productie van carnitine neemt bij het ouder worden af. In de orthomoleculaire kringen wordt carnitine age-essential genoemd.
    Age-essential wil zeggen de stof wordt essentieel voor het lichaam bij het ouder worden.
  • Goede bronnen van carnitine zijn vlees, vis en zuivelproducten.
  • Het lichaamsvoorraad is 120 mmol oftewel 20 gram, waarvan 95% in de spieren zit.
  • Dopingvrije L-carnitinesupplementen kunt u op deze website opzoeken.

Lees hier meer over L-carnitine.

 

Vetten

Wetenschappelijke studies (overzichtsartikelen) naar de relatie tussen vetten of vetzuren en ziektes:
Één zwaluw maakt nog geen zomer. Dus een énkele wetenschappelijke studie over een bepaald onderwerp zegt niet zoveel maar een overzichtsartikel (=een verzameling van wetenschappelijke studies over een bepaald onderwerp) van RCT's geeft wel antwoord op de volgende vraag:
”Is het zinvol om voedingssupplementen te slikken?”. Ja bij een positieve conclusie en nee bij een negatieve conclusie.

Één zwaluw maakt nog geen zomer. Dus een énkele wetenschappelijke studie over een bepaald onderwerp zegt niet zoveel maar een overzichtsartikel (=een verzameling van wetenschappelijke studies over een bepaald onderwerp) van cohort of patënt-controle studies geeft wel antwoord op de volgende vraag:
”Moet ik mijn voedingspatroon veranderen of niet?”.

  1. Een hoog vrije vetzurengehalte verhoogt zwangerschapsdiabetes
  2. Een dieet met 4.4 gram alfa-linoleenzuur gedurende 3 maanden verlaagt niet suikerziekte type 2
  3. Patiënten met suikerziekte hebben baat bij voeding met een lage n-6/n-3 ratio
  4. Vetrijk dieet verhoogt suikerziekte type 2
  5. Olijfolie verlaagt suikerziekte type 2
  6. Olijfolie verlaagt een beroerte
  7. Vet verhoogt non-Hodgkin lymfeklierkanker
  8. Enkelvoudig onverzadigde vetzuren verlagen doodgaan aan alle oorzaken
  9. Veel enkelvoudig onverzadigd vet verlaagt huidkanker
  10. Enkelvoudig onverzadigd vet verlaagt baarmoederkanker
  11. Een combinatie van omega-3 vetzuren, foliumzuur, vitamine B6 en B12 verlaagt het homocysteïnegehalte
  12. Vet verhoogt niet colitis ulcerosa
  13. Maximaal 25 gram verzadigd vet per dag verlaagt een beroerte onder mannen
  14. Onverzadigde vetzuren, antioxidanten en vitamine B verlagen dementie
  15. Dagelijks 1-50 mg olijfolie verlaagt mogelijk hart- en vaatziekten
  16. Plantaardig vet verlaagt mogelijk maagkanker
  17. Een hoge plantaardige vetinname verlaagt suikerziekte type 2 bij vrouwen
  18. Geen verband tussen het eten van α-linoleenzuur en prostaatkanker
  19. Een dieet met weinig verzadigd vet verlaagt hart- en vaatziekten
  20. Verzadigd vet verhoogt cognitieve stoornissen
  21. Verzadigd vet vervangen door meervoudig onverzadigd vet verlaagt hart- en vaatziekten
  22. Een hoog gehalte aan linolzuur in het lichaam verlaagt prostaatkanker
  23. Veel linolzuur via voeding verlaagt doodgaan aan hart- en vaatziekten
  24. Linolzuur via voeding verlaagt coronaire hartziekten
  25. Veel transvet verhoogt prostaatkanker en dikke darmkanker
  26. 1.5 gram alfa-linoleenzuur per dag verlaagt licht prostaatkanker
  27. Geen verband tussen het eten van α-linoleenzuur en prostaatkanker
  28. Hoog alfa-linoleenzuur bloedgehalte verlaagt dikke darmkanker
  29. Veel alfa-linoleenzuur via voeding verlaagt mogelijk hart- en vaatziekten
  30. Een vetarm dieet verhoogt de overlevingskansen van borskankerpatiënten
  31. Kinderen met ADHD moeten meer omega-3 vetzuren binnenkrijgen
  32. Het eten van 100 mg EPA en DHA per dag verlaagt borstkanker
  33. 50 gram cholesterol per dag verhoogt eierstokkanker
  34. Een hoge transvetzurenconcentratie verhoogt borstkanker onder postmenopauzale vrouwen
  35. Dierlijke transvetzuren verhogen niet borstkanker
  36. Vet verhoogt niet borstkanker
  37. Vis verlaagt heupfracturen
  38. Het eten van meervoudig onverzadigde vetzuren verlaagt de ziekte van Parkinson
  39. n-3 PUFA via voeding verlaagt niet dikke darmkanker
  40. Omega-3 vetzuren via voeding verlaagt recidief veneuze trombo embolie
  41. Een hoge DHA-bloedwaarde verlaagt een fatale hartziekte
  42. Omega 3 vetzuren verkort het verblijf in het ziekenhuis van patiënten die een hartoperatie ondergaan
  43. PUFA via voeding verlaagt hart- en vaatziekten
  44. PUFA’s in zuigelingenvoeding verbeteren mogelijk de gezichtsscherpte van baby’s tot 12 maanden
  45. PUFA’s in zuigelingenvoeding verbeteren niet het cognitief vermogen van baby’s
  46. PUFA-supplementen bieden geen bescherming tegen hart- en vaatziekten
  47. PUFA-supplementen geven geen verbeteringen van de visuele en de neurologische ontwikkeling bij foetus
  48. Vis en LC-PUFA verlagen niet alvleesklierkanker
  49. Middellangketenige verzadigde vetzuren verhogen sneller goed cholesterol
  50. Veel verzadigd vet verhoogt fracturen
  51. Veel verzadigd vet verhoogt doodgaan aan borstkanker
  52. Veel verzadigd vet verhoogt leverkanker
  53. Veel verzadigd vet verhoogt longkanker
  54. Een laag vet dieet verlaagt cholesterogehalte van mensen met overgewicht of obesitas
  55. Alfa-liponzuur supplementen verlagen buikomtrek van vrouwen
  56. Een voedingspatroon laag in verzadigd vet en omega-6 vetzuren biedt bescherming tegen hart- en vaatziekte en kanker
  57. Een dieet met <10 En% verzadigd vet verlaagt cholesterolgehalte en bloeddruk bij kinderen
  58. Een laag vet dieet verlaagt het cholesterolgehalte in premenopauzale vrouwen
  59. Mensen met overgewicht verliezen met een vetarm of koolhydraatarm dieet na 6 maanden 8-9 kg
  60. CLA-supplementen verlagen niet overgewicht
  61. Geen verband tussen plantensterolen en hart- en vaatziekten
  62. Transvetzuren verhogen hart- en vaatziekten

XXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXX

  • Een vet of olie bestaat altijd uit een mengsel van verzadigde en onverzadigde vetzuren. Geen enkele vet of olie is dus 100% gezond.
  • Onverzadigd vet is een mengsel met veel onverzadigde vetzuren en weinig verzadigde vetzuren. Wanneer over een vet of olie wordt gesproken wordt eigenlijk vetzuren mee bedoeld.
  • Kies voor een olie en niet voor vet omdat vet in verhouding veel verzadigde vetzuren dan olie bevat en dus ongezonder is dan olie.
  • Een olie is bij kamertemperatuur vloeibaar en een vet is bij kamertemperatuur vast.
  • Een vetzuur kan onverzadigd of onverzadigd zijn.
  • Verzadigd vetzuur is een vetzuur met enkele bindingen (C-C bindingen). Onverzadigde vetzuur is een vetzuur met dubbele bindingen (C=C bindingen).
  • Onverzadigde vetzuren kunnen enkelvoudig of meervoudig zijn. Enkelvoudige onverzadigde vetzuur is een vetzuur met één dubbele binding. Meervoudige onverzadigde vetzuur is een vetzuur met 2 of meer dubbele bindingen.
  • Onverzadigde vetzuren worden ook omega- of n-vetzuren genoemd.
  • N-vetzuren worden onder te verdelen in n-3, 6, 7 en 9 vetzuren. N-7 en 9 zijn enkelvoudig onverzadigd en worden in het lichaam uit andere vetzuren gemaakt. Daarom zijn n-7 en 9 niet essentieel.
  • N-3 en 6 zijn meervoudig onverzadigd (PUFA) en worden niet in het lichaam gemaakt. N-3 en 6 zijn daarom essentieel. Het lichaam moet ze via voeding binnenkrijgen.
  • PUFA's zijn alfa-linoleenzuur, EPA, DHA, linolzuur en arachidonzuur.
  • Essentiële vetzuren zijn alfa-linoleenzuur en linolzuur. Soms worden EPA, DHA en arachidonzuur ook tot de essentiële vetzuren gerekend.
  • N-3 vetzuren zijn vetzuren waarbij de dubbele binding op het derde C-atoom zit, gerekend vanaf het methyleinde.
  • Alfa-linoleenzuur, EPA en DHA zijn n-3 vetzuren.
    N-3 vetzuren zitten in lijnzaadolie, vette vissen (haring, makreel, zalm, aal en sardine), schaaldieren en gevogelte.
  • EPA en DHA worden ook wel visvetzuren genoemd.
  • Transvet komt van nature voor in melk en vlees van herkauwers, zoals koeien en schapen. Maar transvet wordt ook geproduceerd tijdens de gedeeltelijke hydrogenering (het harden) van plantaardige oliën en daarom zit transvet ook in harde margarines, frituur-, bak- en braadvetten, gebak, koek en snacks.
  • Linolzuur is een n-6 vetzuur. In tegenstelling tot n-3 alfa-linoleenzuur heeft linolzuur maar 2 dubbele bindingen. Hoe meer dubbele bindingen, des gevoeliger een vet voor vetbederf oftewel vetoxidatie is. Anders gezegd, linolzuur is minder gevoelig voor vetoxidatie dan alfa-linoleenzuur en daarom wordt linolzuur vaak gebruikt in levensmiddelen.
    Vetoxidatie vormt een groot probleem in de voedingsmiddelenindustrie. Vetoxidatie maakt een levensmiddel duur.
    N-6 vetzuren zitten in saffloerolie, zonnebloemolie, teunisbloemolie, walnoten, cashewnoten en pinda's.
  • Onze Westerse voeding heeft een n-3 alfa-linoleenzuur/n-6 linolzuur verhouding van 1 staat 15 (=n-3:n-6 ratio van 1:15).
    Met andere woorden onze Westerse voeding bevat teveel linolzuur. Uit linolzuur wordt via arachidonzuur uiteindelijk ontstekings- en trombosebevorderde hormoonachtige eicosanoïden gevormd.
  • Om chronische ziekten, zoals hart- en vaatziekten, astma, reuma, hoge bloeddruk en hoge cholesterol te voorkomen, moet onze voeding een alfa-linoleenzuur/linolzuur verhouding van 1 staat 5 of lager hebben.
    Echter, de EFSA heeft de n-3 alfa-linoleenzuur/n-6 vetzuur linolzuur verhouding in voeding nog niet vastgesteld.
  • Het lichaam kan EPA en DHA uit alfa-linoleenzuur maken maar dit omzettingsproces verloopt zeer moeizaam. Slechts 10-15% alfa-linoleenzuur wordt in EPA en DHA omgezet. Daarom worden EPA en DHA uit voedingskundige oogpunt ook essentiële vetzuren genoemd.
  • Uit EPA wordt ook hormoonachtige eicosanoïden gemaakt maar deze eicosanoïden hebben ontstekings- en tromboseremmende werking. Dus is het beter dat het lichaam eicosanoïden uit EPA produceert dan uit arachidonzuur.
  • DHA is een zeer belangrijk bestanddeel van celmembranen, zoals hersenmembraan.
  • Een evenwichtige voeding van een volwassene bestaat voor 30-35 En% uit vet, waarvan 7-10 En% verzadigd vetzuren, 12 En% enkelvoudig onverzadigd vetzuren, 10 En% meervoudig onverzadigd vetzuren, 2 En% essentiële vetzuren en 1 En% transvetzuren.
    7 En% verzadigd vet (7 En% = 7 procent energiepercentage) wil zeggen dat het aantal gram verzadigd vet 7% bijdraagt aan het totale caloriegehalte (kcal) van het desbetreffende dieet. Dus als een dieet 2000 kcal bevat, draagt 15.6 gram verzadigd vet 7% bij aan 2000 kcal. 15.6 gram verzadigd vet levert 140 kcal want 1 gram verzadigd vet levert 9 cal. 140 kcal draagt 7% bij aan een dieet van 2000 kcal.
  • Eet minder verzadigd (maximaal 22-28 gram per dag) en (industriële) transvet (maximaal 5 gram per dag) want ons lichaam heeft geen verzadigd vet en transvet nodig.
  • Eet meer visvetzuren (450 gram EPA en DHA per dag) en onverzadigd vet.
  • Eet minder n-6 vetzuur linolzuur. Het lichaam maakt uit linolzuur ontstekings- en trombosebevorderende hormoonachtige eicosanoïden. Bij hoge linolzuurconsumptie blijven weinig enzymen over om uit EPA ontstekings- en tromboseremmende hormoonachtige eicosanoïden te maken. Het zijn namelijk dezelfde enzymen die 2 verschillende soorten eicosanoïden maken.
  • Voorkom overmatige koolhydraten- en eiwittenconsumptie want te veel (boven de veilige bovengrens) aan koolhydraten en eiwitten worden in vetten omgezet en opgeslagen in onderhuids vetweefsels.
  • Let op verborgen vet in volvette zuivel, vet vlees, koek, gebak, snacks en zoutjes. Leest de verpakking!
  • Ververs de olie in zijn geheel na 3 keer frituren. Zeeft de olie na het frituren. Bij het frituren ontstaan boven 180 graden Celcius naast kankerverwekkende stoffen ook transvetzuren.
  • Het is niet vet dat slecht is maar het soort vet. Slechte vetten zijn verzadigde vetten en transvetten. Goede vetten zijn onverzadigde vetten (eigenlijk vetzuren).
  • Bij buikvet kunnen de vrije vetzuren via de poortader in de lever terechtkomen. Daar verstoren de vrije vetzuren de vetstofwisseling met als gevolg een verminderde gevoeligheid voor insuline (kan leiden tot suikerziekte type II) en een verhoogd cholesterolgehalte in het bloed (kan leiden tot hart- en vaatziekten).
  • Een dagelijks gezonde voeding bevat:
    • 20-35 En% vet
    • maximaal 10 En% verzadigd vet
    • maximaal 1 En% transvet
    • 450 mg EPA en DHA per dag