Voeding en gezondheid

Mensen met suikerziekte type 2 hebben baat bij lage GI-diëten

Afbeelding

Onderzoeksvraag:
De toenemende prevalentie van diabetes in het Verenigd Koninkrijk en wereldwijd vraagt om nieuwe benaderingen voor het beheer ervan en diëten met een lage glycemische index (lage GI-diëten) worden gezien als een manier om de glucoseschommelingen te beheersen. Echter, er zijn tegenstrijdige resultaten wat betreft hun effectiviteit. Bovendien blijft de impact van lage-glycemische indexdiëten en hun langdurig gebruik bij patiënten met suikerziekte type 2 onduidelijk. Daarom werd dit overzichtsartikel uitgevoerd.

Hebben mensen met suikerziekte type 2 baat bij lage-glycemische indexdiëten oftewel lage GI-diëten?

Studieopzet:
Dit overzichtsartikel bevatte 6 RCT’s.

Resultaten en conclusies:
De onderzoekers vonden in 2 RCT’s dat een laag GI-dieet het HbA1c-gehalte van mensen met suikerziekte type 2 significant verbeterde [p 0.05]. 

De onderzoekers vonden in 4 RCT’s dat een laag GI-dieet vergeleken met een hoog GI-dieet, het nuchter bloedglucosegehalte van mensen met suikerziekte type 2 significant verbeterde [p 0.05]. 

De onderzoekers concludeerden dat mensen met suikerziekte type 2 baat hadden bij lage-glycemische indexdiëten oftewel lage GI-diëten. Lage GI-diëten verlaagden namelijk zowel het HbA1c-gehalte als het nuchter bloedglucosegehalte.

Oorspronkelijke titel:
The Effect of Dietary Glycaemic Index on Glycaemia in Patients with Type 2 Diabetes: A Systematic Review and Meta-Analysis of Randomized Controlled Trials by Ojo O, Ojo OO, [...], Wang XH.

Link:
https://www.ncbi.nlm.nih.gov/pmc/articles/PMC5872791/

Extra informatie van El Mondo:
Vind hier meer studies over suikerziekte en GI-dieet.

Een laag GI-dieet is een dieet met veel lage GI-producten/maaltijden.
Lage GI-producten/maaltijden zijn producten/maaltijden met een GI-getal van mamimaal 55.
Praktisch gezien, bevatten lage GI-producten/maaltijden minimaal 1.5 gram vezels per 100 kcal. Deze producten en maaltijden bevatten minimaal 1.5 gram vezels per 100 kcal.
 

Vitamine K-supplementen verlagen niet suikerziekte type 2

Afbeelding

Onderzoeksvraag:
Verbetert het slikken van vitamine K-supplementen de glycemische controle bij gezonde personen?

Studieopzet:
Dit overzichtsartikel bevatte 5 RCT’s met in totaal 533 deelnemers.
Er was geen publicatie bias.

Resultaten en conclusies:
De onderzoekers vonden dat het slikken van vitamine K-supplementen geen positieve effecten hadden op zowel:
-het nuchter glucosegehalte [-0.91 mg/dL, 95% BI = -2.57 tot 0.76, p = 0.28];
-het nuchter insulinegehalte [-0.35 μIU/mL, 95% BI = -1.70 tot 1.00, p = 0.61];
-de HOMA-IR waarde [-0.06, 95% BI = -0.32 tot -0.19, p = 0.63];
-het 2-h OGTT [-4.00 mg/dL, 95% BI = -20.00, tot 11.99, p = 0.62].
Deze resultaten bleven ook gehandhaafd (=gelijk) in de sensitiviteitsanalyse.

De onderzoekers concludeerden dat het slikken van vitamine K-supplementen de glycemische controle bij gezonde personen niet verbeterde of anders gezegd, het slikken van vitamine K-supplementen verlaagde niet de kans op het krijgen van suikerziekte type 2 bij gezonde personen.

Oorspronkelijke titel:
Effect of Vitamin K Supplementation on Glycemic Control: A Systematic Review and Meta-Analysis of Clinical Trials by Shahdadian F, Mohammadi H and Rouhani M.

Link:
https://www.ncbi.nlm.nih.gov/pubmed/29523009

Extra informatie van El Mondo:
Vind hier meer studies over suikerziekte en vitamine K.

 

3 gram L-carnitinesupplementen verlagen het leptinegehalte van suikerpatiënten

Afbeelding

3 gram L-carnitinesupplementen verlagen het leptinegehalte van suikerpatiënten
Onderzoeksvraag:
Het effect van L-carnitine supplementen op het leptinegehalte in het bloed is inconsistent. Daarom werd dit overzichtsartikel uitgevoerd.

Verlaagt het slikken van L-carnitinesupplementen het serum leptinegehalte?

Studieopzet:
Dit overzichtsartikel bevatte 7 RCT’s met in totaal 325 mensen in de groep met L-carnitinesupplementen en 330 in de controlegroep (groep zonder L-carnitinesupplementen).

De heterogeniteit tussen de studies werd veroorzaakt door de dosering van L-carnitinesupplementen [ 2 g: I2 = 00.0%, p = 0.408] en de studiepopulatie [suikerziekte: I2 = 46.7%, p = 0.153 en geen suikerziekte: I2 = 15.1%, p = 0.317].

Resultaten en conclusies:
De onderzoekers vonden dat het slikken van L-carnitinesupplementen geen effect had op het serum leptinegehalte [WMD = -0.565 ng/mL, 95% BI = -2.417 tot 1.287, p = 0.550, I2  =  84.3%, p  0.0001].

De onderzoekers vonden in de subgroepenanalyse (om meer informatie te krijgen) dat het slikken van minstens 3 gram L-carnitinesupplementen per dag, het serum leptinegehalte significant met 2.742 ng/mL [WMD = -2.742 ng/mL, 95% BI = -3.039 tot -2.444, p  0.001] verlaagde. Significant wil zeggen, er is een verband bij een 95% betrouwbaarheid.

De onderzoekers vonden in de subgroepenanalyse (om meer informatie te krijgen) dat het slikken van L-carnitinesupplementen, het serum leptinegehalte van suikerpatiënten significant met 2.946 ng/mL [WMD = 2.946 ng/mL, 95% BI = -3.254 tot -2.638, p  0.001] verlaagde.

De onderzoekers vonden in de subgroepenanalyse (om meer informatie te krijgen) dat het slikken van L-carnitinesupplementen gedurende maximaal 12 weken, het serum leptinegehalte significant met 2.772 ng/mL [WMD = 2.772 ng/mL, 95% BI = -3.073 tot -2.471, p  0.001] verlaagde.

De onderzoekers concludeerden dat het slikken van minstens 3 gram L-carnitinesupplementen per dag gedurende maximaal 12 weken, het serum leptinegehalte van suikerpatiënten verlaagde.

Oorspronkelijke titel:
The effect of L-carnitine supplementation on serum leptin concentrations: a systematic review and meta-analysis of randomized controlled trials by Nazary-Vannani A, Ghaedi E, […], Varkaneh HK.

Link:
https://www.ncbi.nlm.nih.gov/pubmed/29453657

Extra informatie van El Mondo:
Vind hier meer studies over suikerziekte en L-carnitine.

Het leptinegehalte in het bloed wordt gemeten om te weten hoeveel leptine in het lichaam is. Het leptinegehalte in het bloed kan gemeten worden in het serum of in het plasma van het bloed.
Het bloedserum is de vloeistof die overblijft als men bloed laat stollen en het stolsel centrifugeert (=verwijdert).
Het bloedplasma is het vloeibare gedeelte van het bloed, zonder de bloedcellen en de bloedplaatjes.

Olijfolie verhoogt sneller het HDL cholesterolgehalte dan andere plantaardige oliën

Afbeelding

Onderzoeksvraag:
Is er een verband tussen het eten van olijfolie en andere plantaardige oliën en het cholestterolgehalte en het triglyceridengehalte?

Studieopzet:
Dit overzichtsartikel bevatte 27 RCTs met in totaal 1089 deelnemers.

Resultaten en conclusies:
De onderzoekers vonden dat de stijging van het HDL-cholesterolgehalte (goed cholesterol) hoger was voor olijfolie dan voor andere plantaardige oliën. Deze verhoging was bovendien significant [WMD = 1.37 mg/dL, 95% BI = 0.4-2.36].

De onderzoekers vonden dat de daling van het totale cholesterolgehalte kleiner was voor olijfolie dan voor andere plantaardige oliën. Deze daling was bovendien significant [WMD = 16.27 mg/dL, 95% BI = 2.8-10.6].

De onderzoekers vonden dat de daling van het LDL-cholesterolgehalte (slecht cholesterol) lager was voor olijfolie dan voor andere plantaardige oliën. Deze daling was bovendien significant [WMD = 4.2 mg/dL, 95% BI = 1.4-7.01].

De onderzoekers vonden dat de daling van het triglyceridengehalte lager was voor olijfolie dan voor andere plantaardige oliën. Deze daling was bovendien significant [WMD = 4.31 mg/dL, 95% BI = 0.5-8.12].

De onderzoekers concludeerden dat olijfolie het HDL cholesterolgehalte sneller deed stijgen dan andere plantaardige oliën. Echter, andere plantaardige oliën verlaagden het totale en LDL-cholesterolgehalte en triglyceridengehalte sneller dan olijfolie.

Oorspronkelijke titel:
Comparison of blood lipid-lowering effects of olive oil and other plant oils: A systematic review and meta-analysis of 27 randomized placebo-controlled clinical trials by Ghobadi S, Hassanzadeh-Rostami Z, […], Faghih S.

Link:
https://www.ncbi.nlm.nih.gov/pubmed/29420053

Extra informatie van El Mondo:
Vind hier meer studies over het verlagen van het cholesterolgehalte.

Groente en fruit verlagen het metabole syndroom

Afbeelding

Onderzoeksvraag:
Verlaagt het eten van groenten en/of fruit de kans op het krijgen van het metabole syndroom?

Studieopzet:
Dit overzichtsartikel bevatte 20 cross-sectionele studies, 1 patiënt-controle studie en 5 cohort studies.

Resultaten en conclusies:
De onderzoekers vonden in 16 studies dat het dagelijks eten van veel groente vergeleken met weinig, de kans op het krijgen van het metabole syndroom significant met 11% [multivariable-adjusted RR = 0.89, 95% BI = 0.85-0.93, p 0.001] verlaagde.

De onderzoekers vonden in 16 studies dat het dagelijks eten van veel fruit vergeleken met weinig, de kans op het krijgen van het metabole syndroom significant met 19% [multivariable-adjusted RR = 0.81, 95% BI = 0.75-0.88, p 0.001] verlaagde.

De onderzoekers vonden in 8 studies dat het dagelijks eten van zowel veel groente als fruit vergeleken met weinig, de kans op het krijgen van het metabole syndroom significant met 25% [multivariable-adjusted RR = 0.75, 95% BI = 0.63-0.90, p 0.002] verlaagde.

De onderzoekers concludeerden dat het dagelijks eten van veel groente en/of fruit de kans op het krijgen van het metabole syndroom verlaagde.

Oorspronkelijke titel:
Associations of vegetable and fruit consumption with metabolic syndrome. A meta-analysis of observational studies by Zhang Y and Zhang DZ.

Link:
https://www.ncbi.nlm.nih.gov/pubmed/29506604

Extra informatie van El Mondo:
Vind hier meer studies over het metabole syndroom en groente- en fruitconsumptie.

Deze maaltijden en producten uit de supermarkt zijn geschikt voor mensen met het metabole syndroom.

Veel groente en/of fruit komt overeen met een dagelijkse consumptie van minimaal 200 gram groente en/of fruit.
Deze maaltijden leveren minimaal 200 gram groente.
 

Vitamine D-gehalte tussen 25 en 35 ng/mL verlaagt ziekte van Alzheimer

Afbeelding

Onderzoeksvraag:
Is er een dosisafhankelijk verband tussen het vitamine D-gehalte in het bloed en de kans op het krijgen van dementie en de ziekte van Alzheimer?
 

Studieopzet:
Dit overzichtsartikel bevatte 7 prospectieve cohort studies en 1 retrospectieve cohort studie met 1953 mensen met dementie en 1607 mensen met de ziekte van Alzheimer onder 28354 deelnemers.

Resultaten en conclusies:
De onderzoekers vonden geen verband tussen het vitamine D-gehalte tussen 10 en 20 ng/mL en de kans op het krijgen van dementie [HR = 1.09, 95% BI = 0.95 tot 1.24].
Geen verband want HR van 1 zat in de 95% BI van 0.95 tot 1.24. HR van 1 betekent geen verband/risico.

De onderzoekers vonden geen verband tussen het vitamine D-gehalte tussen 10 en 20 ng/mL en de kans op het krijgen van de ziekte van Alzheimer [HR = 1.19, 95% BI = 0.96 tot 1.41].

De onderzoekers vonden dat het vitamine D-gehalte lager dan 10 ng/mL, de kans op het krijgen van dementie significant met 33% [HR = 1.33, 95% BI = 1.08 tot 1.58] verhoogde.
Significant want HR van 1 zat niet in de 95% BI van 1.08 tot 1.58. HR van 1 betekent geen verband/risico.

De onderzoekers vonden geen verband tussen het vitamine D-gehalte lager dan 10 ng/mL en de kans op het krijgen van de ziekte van Alzheimer [HR = 1.31, 95% BI = 0.98 tot 1.65]

De onderzoekers vonden dat het vitamine D-gehalte van 25 ng/mL, de kans op het krijgen van dementie significant verlaagde.

De onderzoekers vonden dat het vitamine D-gehalte tussen 25 en 35 ng/mL, de kans op het krijgen van de ziekte van Alzheimer significant verlaagde.

De onderzoekers concludeerden dat het vitamine D-gehalte tussen 25 en 35 ng/mL, de kans op het krijgen van dementie en de ziekte van Alzheimer verlaagde.

Oorspronkelijke titel:
Vitamin D status and risk of dementia and Alzheimer's disease: A meta-analysis of dose-response by Jayedi A, Rashidy-Pour A and Shab-Bidar S.

Link:
https://www.ncbi.nlm.nih.gov/pubmed/29447107

Extra informatie van El Mondo:
Vind hier meer studies over cohort/patiënt-controle studies, dementie en vitamine D.
 

1 portie gevogelte per week verlaagt een beroerte onder vrouwen

Afbeelding

Onderzoeksvraag:
Verlaagt het eten van gevogelte de kans op het krijgen van een beroerte?

Studieopzet:
Dit overzichtsartikel bevatte 7 prospectieve cohort studies met in totaal 354718 deelnemers. 

Resultaten en conclusies:
De onderzoekers vonden in gepoolde analyse dat het eten van veel gevogelte vergeleken met weinig, de kans op het krijgen van een beroerte niet significant met 8% [RR = 0.92, 95% BI = 0.82-1.03, I2 = 19.8%, p = 0.28] verlaagde.
Niet significant wil zeggen, er kan niet met 95% betrouwbaarheid gezegd worden dat het eten van veel gevogelte de kans op het krijgen van een beroerte werkelijk met 8% verlaagde.

De onderzoekers vonden in de subgroepenanalyse dat het eten van veel gevogelte vergeleken met weinig, de kans op het krijgen van een beroerte onder Amerikanen significant met 14% [RR = 0.86, 95% BI = 0.77-0.95, I2 = 0.0%, p = 0.38] verlaagde.
Significant wil zeggen, er is een verband bij een 95% betrouwbaarheid.

De onderzoekers vonden in de subgroepenanalyse dat het eten van veel gevogelte vergeleken met weinig, de kans op het krijgen van een beroerte onder vrouwen significant met 17% [RR = 0.83, 95% BI = 0.72-0.93, I2 = 0.0%, p = 0.63] verlaagde.
Significant omdat RR van 1 niet in de 95% BI van 0.72 tot 0.93 zat. RR van 1 wil zeggen, er is geen verband/risico.

De onderzoekers vonden in de subgroepenanalyse geen verband tussen het eten van veel gevogelte en het krijgen van een herseninfarct of ischemische beroerte [RR = 0.91, 95% BI = 0.79-1.02, I2 = 0.0%, p = 0.93].

De onderzoekers vonden in de subgroepenanalyse geen verband tussen het eten van veel gevogelte en het krijgen een hersenbloeding of hemorragische beroerte [RR = 0.82, 95% BI = 0.59-1.04, I2 = 20.5%, p = 0.28].

De onderzoekers vonden geen verband tussen elke verhoging met 1 portie gevogelte per week en de kans op het krijgen van een beroerte [RR = 1.00, 95% BI = 0.96-1.03, I2 = 69.0%, p = 0.004].

De onderzoekers vonden in de dosisafhankelijke analyse dat het verlaagde risico op het krijgen van een beroerte bij maximaal 1 portie gevogelte per week lag.

De onderzoekers concludeerden dat het eten van 1 portie gevogelte per week, de kans op het krijgen van een beroerte, met name onder Amerikanen en vrouwen verlaagde.

Oorspronkelijke titel:
Dietary poultry intake and the risk of stroke: A dose-response meta-analysis of prospective cohort studies by Mohammadi H, Jayedi A, […], Shab-Bidar S.

Link:
https://www.ncbi.nlm.nih.gov/pubmed/29460808

Extra informatie van El Mondo:
Vind hier meer studies over het verlagen van een beroerte en vleesconsumptie.

1 portie gevogelte komt overeen met 100 gram. Gevogelte zijn:  

  •  kalkoen
  • eend
  • duif
  • gans
  • struisvogel
  • emoe
  • parelhoen
  • fazant
  • patrijs
  • kwartel

Dagelijks veel yoghurt en kaas verlaagt heupfracturen

Onderzoeksvraag:
De consumptie van zuivelproducten kan het risico op het krijgen van heupfracturen beïnvloeden, maar eerdere studies laten inconsistente resultaten zien. Daarom werd dit overzichtsartikel uitgevoerd.

Verlaagt de consumptie van zuivelproducten de kans op het krijgen van heupfracturen?

Studieopzet:
Dit overzichtsartikel bevatte 10 cohort studies (met in totaal 8613 mensen met heupfracturen onder 363557 deelnemers. De follow-up duur varieerde tussen 3 en 22 jaar) en 8 patiënt-controle studies (met in totaal 3815 mensen met heupfracturen en 6415 mensen zonder heupfracturen).

Resultaten en conclusies:
De onderzoekers vonden in cohort studies geen verband tussen de consumptie van zowel veel melk [gepoolde RR = 0.91, 95% BI = 0.74-1.12] als (totale) zuivelproducten [gepoolde RR = 1.02, 95% BI = 0.93-1.12] en de kans op het krijgen van heupfracturen.

De onderzoekers vonden in cohort studies dat het eten van veel yoghurt vergeleken met weinig, de kans op het krijgen van heupfracturen significant met 25% [gepoolde RR = 0.75, 95% BI = 0.66-0.86] verlaagde. Significant wil zeggen, er is een verband bij een 95% betrouwbaarheid.

De onderzoekers vonden in cohort studies dat het eten van veel kaas vergeleken met weinig, de kans op het krijgen van heupfracturen significant met 32% [gepoolde RR = 0.68, 95% BI = 0.61-0.77] verlaagde. Significant omdat RR van 1 niet in de 95% BI van 0.61 tot 0.77 zat. RR van 1 wil zeggen, er is geen verband/risico.

De onderzoekers vonden in patiënt-controle studies dat het drinken van 200 tot 600 gram melk per dag, de kans op het krijgen van heupfracturen significant verlaagde.

De onderzoekers vonden in cohort studies dat het drinken van 0 tot 600 gram melk per dag, de kans op het krijgen van heupfracturen significant verhoogde.

De onderzoekers concludeerden dat het eten van veel yoghurt en kaas, de kans op het krijgen van heupfracturen verlaagde.

Oorspronkelijke titel:
Dairy product consumption and risk of hip fracture: a systematic review and meta-analysis by Bian S, Hu J, [...], Ma J.

Link:
https://www.ncbi.nlm.nih.gov/pmc/articles/PMC5778815/

Extra informatie van El Mondo:
Vind hier meer studies over cohort/patiënt-controle studies, zuivelconsumptie en ouderdom.
De resultaten gevonden in patiënt-controle studies zijn minder betrouwbaar dan in cohort studies.

Resveratrol supplementen verlagen niet cholesterolgehalte

Onderzoeksvraag:
Nieuwe onderzoeken tonen aan dat resveratrol het gehalte van de bloedvetten aanzienlijk kan verlagen, maar de resultaat in RCT's is tegenstrijdig. Daarom werd dit overzichtsartikel uitgevoerd.

Verlagen resveratrol supplementen het gehalte van bloedvetten en cholesterol in het lichaam?

Studieopzet:
Dit overzichtsartikel bevatte 21 RCT’s.

Resultaten en conclusies:
De onderzoekers vonden in de analyse van alle studies dat resveratrol supplementen, ongeacht geslacht, leeftijd, BMI, dosering van resveratrol en interventieduur het totale cholesterolgehalte niet significant met 0.08 mmol/L [95% BI = -0.23 tot 0.08, p = 0.349, I2 = 87.8%] verlaagde.

De onderzoekers vonden in de analyse van alle studies, dat resveratrol supplementen het triglyceridengehalte significant verhoogde [WMD = 0.58 mmol/L, 95% BI = 0.34 tot 0.82, p 0.0001, I2 = 99.8%]. Echter, deze significantie verdween na het weglaten van 1 studie.

De onderzoekers vonden in de analyse van alle studies, dat resveratrol supplementen geen effect hadden op het slechte LDL-cholesterolgehalte [WMD = -0.04 mmol/L, 95% BI = -0.21 tot 0.12, p  = 0.620, I2 = 93.4%].

De onderzoekers vonden in de analyse van alle studies, dat resveratrol supplementen geen effect hadden op het goede HDL-cholesterolgehalte [WMD = -0.01 mmol/L, 95% BI = -0.04 tot 0.02, p = 0.269, I2 = 88.6%].

De onderzoekers concludeerden dat resveratrol supplementen geen effect hadden op zowel het cholesterol- als bloedvetgehalte.

Oorspronkelijke titel:
Effect of resveratrol on lipid profile: An updated systematic review and meta-analysis on randomized clinical trials by Haghighatdoost F and Hariri M.

Link:
https://www.ncbi.nlm.nih.gov/pubmed/29305228

Extra informatie van El Mondo:
Vind hier meer studies over hart- en vaatziekten, resveratrol en cholesterol.
Resveratrol is een flavonoïde.

 

Dagelijks veel cholesterol verhoogt mogelijk longkanker

Afbeelding

Onderzoeksvraag:
Verhoogt het eten van veel cholesterol de kans op het krijgen van longkanker?

Studieopzet:
Dit overzichtsartikel bevatte 10 patiënt-controle studies (6894 mensen met longkanker en 29736 mensen zonder longkanker) en 6 cohort studies (1769 mensen met longkanker onder 241920 deelnemers).
De studies waren goed opgezet.
Er was geen publicatie bias.
 
Resultaten en conclusies:
De onderzoekers vonden in patiënt-controle studies dat het eten van veel cholesterol vergeleken met weinig, de kans op het krijgen van longkanker significant met 70% [OR = 1.70, 95% BI = 1.43-2.03, I2 = 42.3%, p = 0.067] verhoogde. Dit verhoogde risico bleef gelijk in de sensitiviteitsanalyse.

De onderzoekers vonden in cohort studies geen verband tussen het eten van veel cholesterol en de kans op het krijgen van longkanker [RR = 1.08, 95% BI = 0.94-1.25, I2 = 0.0%, p = 0.833]. Er werd ook geen verband gevonden in de sensitiviteitsanalyse.

De onderzoekers vonden in 6 patiënt-controle studies dat het eten van veel vet vergeleken met weinig, de kans op het krijgen van longkanker significant met 64% [OR = 1.64, 95% BI = 1.16-2.33, I2 = 68.7%, p = 0.004] verhoogde. Dit verhoogde risico bleef gelijk in de sensitiviteitsanalyse.

De onderzoekers concludeerden dat het eten van veel cholesterol, de kans op het krijgen van longkanker mogelijk verhoogde. Mogelijk omdat het verhoogde risico niet significant was in de cohort studies.

Oorspronkelijke titel:
Dietary Cholesterol Intake and Risk of Lung Cancer: A Meta-Analysis by Lin X, Liu L, […], Lian X.

Link:
http://www.mdpi.com/2072-6643/10/2/185/htm

Extra informatie van El Mondo:
Vind hier meer studies over cohort studies/significant/overzichtsartikel, cholesterol en kanker.
Het dagelijks eten van meer dan 200-300 mg cholesterol wordt als veel beschouwd.

Het resultaat van een overzichtsartikel is pas betrouwbaar wanneer het ook teruggevonden wordt in cohort studies (dus niet alleen in patiënt-controle studies).
 

Dagelijks veel gekookte tomaten verlaagt prostaatkanker

Afbeelding

Onderzoeksvraag:
Verlaagt het eten van tomaten(producten) de kans op het krijgen van prostaatkanker?

Studieopzet:
Dit overzichtsartikel bevatte 30 studies met 24222 mensen met prostaatkanker onder 260461 deelnemers. 
 
Resultaten en conclusies:
De onderzoekers vonden dat het eten van veel tomaten en tomatenproducten het risico op het krijgen van prostaatkanker significant met 19% [RR = 0.81, 95% BI = 0.71-0.92, p = 0.001] verlaagde. Dit verlaagde risico was dosis-afhankelijk [p = 0.040].

De onderzoekers vonden in de subgroepenanalyse, dat het eten van veel tomatenproducten het risico op het krijgen van prostaatkanker significant met 16% [RR = 0.84, 95% BI = 0.72-0.98, p = 0.030] verlaagde. Dit verlaagde risico was niet dosis-afhankelijk [p-lineair = 0.511, p-nonlineair = 0.289].

De onderzoekers vonden in de subgroepenanalyse, dat het eten van veel gekookte tomaten en tomatensaus het risico op het krijgen van prostaatkanker significant met 16% [RR = 0.84, 95% BI = 0.73-0.98, p = 0.029] verlaagde. Dit verlaagde risico was dosis-afhankelijk [p  0.001].

De onderzoekers vonden in de subgroepenanalyse dat het eten van veel rauwe tomaten het risico op het krijgen van prostaatkanker niet verlaagde [RR = 0.96, 95% BI = 0.84-1.09, p = 0.487].

De onderzoekers concludeerden dat het dagelijks eten van zowel veel tomatenproducten, gekookte tomaten en tomatensaus het risico op het krijgen van prostaatkanker verlaagde.

Oorspronkelijke titel:
Processed and raw tomato consumption and risk of prostate cancer: a systematic review and dose-response meta-analysis by Rowles JL, Ranard KM, […], Erdman JW Jr.

Link:
https://www.ncbi.nlm.nih.gov/pubmed/29317772

Extra informatie van El Mondo:
Vind hier meer studies over tomaten en prostaatkanker.
Tomatenproducten zijn producten waarin tomaten zijn verwerkt.

 

Een zink-tekort verhoogt auto-immuunziekte

Afbeelding

Onderzoeksvraag:
Verhoogt een zinktekort de kans op het krijgen van auto-immuunziekten?

Studieopzet:
Dit overzichtsartikel bevatte 62 patiënt-controle studies.

Resultaten en conclusies:
De onderzoekers vonden in fixed model dat het serum zinkgehalte van mensen met auto-immuunziekte significant lager was dan van mensen zonder auto-immuunziekte [gemiddeld effect = -1.19, 95% BI = -1.26 tot -1.11].

De onderzoekers vonden in fixed model dat het plasma zinkgehalte van mensen met auto-immuunziekte significant lager was dan van mensen zonder auto-immuunziekte [gemiddeld effect = -3.97, 95% BI = -4.08 tot -3.87].

De onderzoekers concludeerden dat mensen met auto-immuunziekte een laag zinkgehalte in het bloed hadden.

Oorspronkelijke titel:
Zinc Status and Autoimmunity: A Systematic Review and Meta-Analysis by Sanna A, Firinu D, […], Valera P.

Link:
http://www.mdpi.com/2072-6643/10/1/68/htm

Extra informatie van El Mondo:
Vind hier meer studies over zink.  

Het zinkgehalte in het lichaam kan gemeten worden in het serum of het plasma van het bloed.
Het zinkgehalte in het lichaam kan verhoogd worden door het eten van levensmiddelen die veel zink bevatten en/of het slikken van zinksupplementen.
Deze maaltijden bevatten veel zink.

Auto-immuunziekten ontstaan doordat het immuunsysteem lichaamseigen eiwitten als lichaamsvreemd ziet. Auto-immuunziekten zijn onder andere:

  • Coeliakie (glutenallergie)
  • Colitis ulcerosa
  • Diabetes mellitus type1 (suikerziekte type 1)
  • Myasthenia gravis
  • Gastritis
  • Pernicieuze anemie
  • Polyarteritis nodosa
  • Prematuur ovarieel falen
  • Primaire biliaire cirrose
  • Reumatoïde artritis
  • Syndroom van Churg-Strauss
  • Syndroom van Goodpasture
  • Syndroom van Sjögren
  • Systemische lupus erythematodes
  • Ziekte van Addison
  • Ziekte van Crohn
  • Ziekte van Graves
  • Ziekte van Hashimoto
  • Ziekte van Wegener
     

Dagelijks 20 gram vis verlaagt doodgaan aan hart- en vaatziekten

Afbeelding

Onderzoeksvraag:
Verlaagt het eten van vis de mortaliteit (doodgaan aan) en is deze relatie continent gebonden?

Studieopzet:
Dit overzichtsartikel bevatte 14 prospectieve cohort studies met in totaal 911348 deelnemers waarvan 75451 mensen die dood zijn gegaan.

Resultaten en conclusies:
De onderzoekers vonden in dosisafhankelijke analyse, dat elke verhoging met 20 gram vis per dag, de kans op doodgaan aan hart- en vaatziekten significant met 4% [RR = 0.96, 95% BI = 0.94-0.98, I2 = 0%, n = 8] verlaagde. Dit verlaagde risico was in de subgroepenanalyses alleen significant in de Aziatische studies.

De onderzoekers vonden in dosisafhankelijke analyse, dat elke verhoging met 20 gram vis per dag, de kans op doodgaan aan alle oorzaken (all-cause mortaliteit) significant met 2% [RR = 0.98, 95% BI = 0.97-1.00, I2 = 81.9%, n = 14] verlaagde. Dit verlaagde risico was in de subgroepenanalyses alleen significant in de Aziatische studies.

De onderzoekers vonden in Westerse studies, een U-vormige relatie tussen het eten van vis en de kans op doodgaan aan zowel alle oorzaken als hart- en vaatziekten.

De onderzoekers vonden in Aziatische studies, een rechtlijnige relatie (een lineair relatie) tussen het eten van vis en de kans op doodgaan aan zowel alle oorzaken als hart- en vaatziekten.

De onderzoekers concludeerden dat het eten van vis, minimaal 20 gram per dag de kans op doodgaan aan zowel alle oorzaken als hart- en vaatziekten verlaagde. Echter, dit verlaagde risico was niet hetzelfde voor Europa en Azië.

Oorspronkelijke titel:
Fish consumption and risk of all-cause and cardiovascular mortality: a dose-response meta-analysis of prospective observational studies by Jayedi A, Shab-Bidar S, […], Djafarian K.

Link:
https://www.ncbi.nlm.nih.gov/pubmed/29317009

Extra informatie van El Mondo:
Vind hier meer studies over hart- en vaatziekten en visconsumptie.

Deze maaltijden leveren minimaal 20 gram vis.
 

200-1000 mg vitamine C per dag verlaagt de oxidatieve stress

Research Question:
How many mg of vitamin C per day is needed to reduce the increased oxidative stress among athletes?

Study Design:
This overview article contained 12 studies. They were crossover or Rcts. The vitamin C supplementation period ranged from acute to 5 months.

 

Results and conclusions:
Antioxidants supplements are widely used by athletes in order to avoid the increased oxidative stress. The increased oxidative stress leads to muscle damage, a lowered immune system and fatigue.

The researchers conclude that 200-1000 mg of vitamin C per day reduces the oxidative stress while more than 1000 mg per day seems to reduce the training-induced adaptations by decreasing the mitochondrial biogenesis or by any changes of the vascular function.

200 mg of vitamin C per day, obtained by five servings of fruits and vegetables, may be enough to reduce the oxidative stress without the threshold adjustments to exceed the optimal training harms.

During periods of increased oxidative stress athletes can benefit from swallowing more than 200 mg of vitamin C per day for 1 to 2 weeks.

Original title:
Effect of Vitamin C Supplements on Physical Performance by Ballard AJ.

Link:

http://journals.lww.com/acsm-csmr/Fulltext/2012/07000/Effect_of_Vitamin_C_Supplements_on_Physical.8.aspx

Additional information about El Mondo:
Oxidative stress is caused by an imbalance between pro-oxidants and antioxidants. This imbalance can be caused by an increased level of reactive oxygen particles and/or reactive nitrogen particles or a decrease in antioxidant in the immune system. Antioxidants include vitamin C, E, zinc, beta carotene and flavonoids. Pro-oxidants include exhaust fumes, cigarette smoke, particulate matter.

 

Zout verhoogt de kans op het krijgen van maagkanker

Research Question:
Systematic literature searches of case-control studies to evaluate the relationship between salt intake and gastric cancer show a positive relationship, but a quantitative analysis of longitudinal cohort studies is missing. It was therefore carried out this review article.

Eating salt increases the chance of getting stomach cancer?

Study Design:
This overview article contained 10 cohort studies with 268718 participants, of which 1474 people who got stomach cancer. The follow-up duration was 6-15 years. There was no question of heterogeneity between the studies and publication bias.

Results and conclusions:
The researchers found that compared with the lowest salt intake, the highest salt intake the likelihood of getting stomach cancer significantly with 68% [RR = 1.68, 95% CI = 1.17-2.41, p = 0.005] did increase. Significant is, there is a link at a 95% reliability.

The researchers found that compared with the lowest salt intake, the relatively high salt intake the likelihood of getting stomach cancer significantly with 41% [RR = 1.41, 95% CI = 1.03-1.93, p = 0.032] did increase.

The associations was stronger among the Japanese population and a higher consumption of selected salt-rich foods was also associated with a high risk.

The researchers concluded that a high salt intake the likelihood of getting stomach cancer did increase.

Original title:
Habitual salt intake and risk of gastric cancer: A meta-analysis of prospective studies by D'Elia L, Rossi G, [...], Strazzullo P.

Link:
http://www.clinicalnutritionjournal.com/article/S0261-5614%2812%2900005-2/fulltext

Additional information about El Mondo:
The Health Council recommends up to 6 grams of salt per day. 6 grams of salt is equivalent to 2400 mg sodium.
A salt of America product contains nutritional seen at least 0.5 grams of sodium per 100 grams (100 ml).
A low-sodium product contains nutritional seen up to 0.1 grams of sodium per 100 grams (100 ml) or up to 0.12 grams of sodium per 100 kcal.
Read more about sodium sodium in the presentation.

Suikerziekte verhoogt de kans op primaire leverkanker


Research questio
n: Studies on the relationship between diabetes and hepatocellular carcinoma (primary liver cancer) gave inconsistent findings on. It was therefore carried out this review

article.Diabetes increases the risk of hepatocellular carcinoma?Study design:

case-cont
rol studies contained This review article 17 and 32 cohort studies.Resul

ts and conclusions: th
e meta-analysis showed a significant increased risk [RR = 2.31, 95% CI = 1.87-2.84] on getting hepatocellular carcinoma patients see under sugar. The significant increased risk of 17 case-control studies was 2.40 [95% CI = 1.85-3.11] and under 25 cohort studies was 2.23 [95% CI: 1.68-2.96]. Significant is, there is a link.

The meta-analysis also showed that diabetics 2.43 times more likely [RR = 2.43, 95% CI = 1.66-3.55] walked, dying to hepatocellular carcinoma than those without diabetes.

The researchers concluded that the chance of getting diabetes both hepatocellular carcinoma as dead to hepatocellular carcinoma increased.Original

title: Diabetes mel
litus and risk or hepatocellular carcinoma: a systematic review and meta-analysis by Wang P, Kang DH, [...], Liu Z.

Lin
k: http://onlinelibrary.wiley.com/doi/10.1002/dmrr.1291/abstract?deniedAccessCustomisedMessage=&userIsAuthent

icated=falseExtra informati
on of El Mondo: HCC or primary liver cancer is very rare in the Western world a malignant tumor, but the most frequent primary malignant liver tumor. Hepatocellular carcinoma is one of the most common malignant diseases.The main caus
es of primary liver cancer are hepatitis B, C and D, alcoholic liver cirrhosis, metabolic liver diseases (such as hemochromatosis and alpha1-antitrypsin deficiency) and non-alcoholic steatohepatitis.More t
han 80% of patients with hepatocellular carcinoma has cirrhosis of the liver.

Foliumzuursupplementen verlagen het homocysteïnegehalte bij mensen met suikerziekte type 2

Research questi
on: the evidence for the effects of folic acid on plasma homocysteine levels and the total the glycemic control in people with type 2 diabetes are contradictory. It was therefore carried out this review ar

ticle.The total plasma homocysteine levels and folic acid supplements improve the glycemic control in people with type 2 diabetes

?Study desig
n: this overview article contained 4 studies with 183 patients with diabetes ty

pe 2. results and conclu
sions: the meta-analysis showed that folic acid supplements had a significant effect on the total plasma homocysteine levels in patients with type 2 diabetes. The weighted mean difference was-3.52 [95% CI =-4.44 to-2.60]. Significant is, there is a link at 95% reliability.

The meta-analysis showed that folic acid supplements had a non-significant effect on the HbA1c levels in patients with type 2 diabetes. The weighted mean difference was-0.37 [95% CI =-1.10 to 0.35]. Non-significant is, there is no link.

The researchers concluded that folic acid supplements the total plasma homocysteine levels in patients with type 2 diabetes reduced and there was a trend to recognize in improving glycemic control.Original title: Eff

ect of folic acid sup
plementation on plasma total homocysteine levels and glycemic control in patients with type 2 diabetes: A systematic review and meta-analysis by Sudchada P, Saokaewemail S, [...], http://www.sciencedirect.co

m/sci
ence/article/pii/S016882271200215XExtra information from Khaith

ong w. Link: El Mondo: read m
ore about folic acid and homocysteine levels in the presentation the high folic acid.
 

Het eten van vis verlaagt de kans op cerebrovasculaire ziekten


Research questi
on: offer eating fish and swallowing PUFA fatty acids protection against cerebrovascular diseases (diseases in the blood vessels of the brain)?

Study design
: this overview article contained 26 prospective cohort studies and 12 Rcts with 34817 794000 participants, of which with a cerebrovascular diseas
e.There was no indication of publication bias and heterogeneity between the studies and within the subgr

oups.Results and conclusi
ons: the meta-analysis of cohort studies showed a pooled relative risk of 0.94 [95% CI = 0.90-0.96] see for cerebrovascular disease at 2-4 servings of fish per week compared with 1 serving of fish per week. In other words, people who ate fish 2-4 times a week, ran significant 6% less chance of getting a cerebrovascular disease than those who ate fish once a week. Significant is, there is a link at 95% reliability.

The meta-analysis of cohort studies also showed that people who ate fish 5 times or more a week, ran significant 12% [pooled RR = 0.88, 95% CI = 0.81-0.96] less chance of getting a cerebrovascular disease than those who ate fish once a week.

The meta-analysis of Rcts with primary prevention as outcome showed that people who swallowed PUFA fatty acids, ran non-significant 2% [pooled RR = 0.98, 95% CI = 0.89-1.08] less chance of getting a cerebrovascular disease than people who swallowed no PUFA fatty acids. Non-significant is, there is no link with 95% reliability.

The meta-analysis of Rcts with secondary prevention as outcome showed that people who swallowed PUFA fatty acids, ran non-significant 17% [pooled RR = 1.17, 95% CI = 0.99-1.38] more chances of getting a cerebrovascular disease than people who swallowed no PUFA fatty acids. Non-significant is, there is no link with 95% reliability.

The meta-analysis also showed that the pooled relative risks for ischemic and hemorrhagic cerebrovascular outcomes came broadly in line with those of cerebrovascular disease.

The researchers concluded that eating fish the chance of getting this reduced risk was reduced but a cerebrovascular disease not found in swallowing of PUFA fatty acids.  In other words, the researchers found no causal link between PUFA fatty acids and the reduced risk of getting a cerebrovascular disease.

Original title: Assoc
iation between fish consumption, long chain omega 3 fatty acids, and risk or cerebrovascular disease: systematic review and meta-analysis by Chowdhury R, Stevens S, [...], Franco OH.

Link:
http://www.ncbi.nlm.nih.gov/pmc/articles/PMC3484317/

Additional information about El Mon
do: In fish are fatty acids. Two of these fatty acids are EPA and DHA. EPA and DHA are also called PUFA fatty acids called. Polyunsaturated fatty acids or PUFA is English for polyunsaturated fatty aci
ds.For years it was assumed that a causal link existed between EPA and DHA and the reduced risk of heart disease. But this causal link is now by scientific studies in the form of review articles of Rcts brought down. In other words, at present is no longer considered scientifically proven that EPA and DHA chances of getting heart disease decrease. The science thinks now that EPA and DHA in combination with other good substances in fish are responsible for the reduced risk of heart disease. But it could also be that people who eat fish, a healthy lifestyle than people who do not eat fish.

Because science is no longer behind the causal link between EPA and DHA and the reduced risk of heart disease state, nutritionists recommend eating fish above the swallowing of EPA and DHA supplements to.