Voeding en gezondheid

All-cause mortaliteit is het laagst bij een dieet met 50-55 En% koolhydraten

Afbeelding

Onderzoeksvraag:
Is er een relatie tussen het eten van koolhydraten en doodgaan aan alle oorzaken (all-cause mortaliteit)?

Studieopzet:
Dit overzichtsartikel bevatte 8 cohort studies met in totaal 432179 deelnemers, waarvan  40181 mensen die tijdens de studie doodgingen. 

Resultaten en conclusies:
De onderzoekers vonden dat een dieet met 40 En% koolhydraten, de kans op doodgaan aan alle oorzaken (all-cause mortaliteit) significant met 20% [gepoodel HR = 1.20, 95% BI = 1.09-1.32, p 0.0001] verhoogde.

De onderzoekers vonden dat een dieet met >70 En% koolhydraten, de kans op doodgaan aan alle oorzaken (all-cause mortaliteit) significant met 23% [gepoodel HR = 1.23, 95% BI = 1.11-1.36, p 0.0001] verhoogde.

De onderzoekers vonden een U-vormige relatie tussen het eten van koolhydraten en de kans op doodgaan aan alle oorzaken (all-cause mortaliteit), met een minimale risico bij 50 tot 55 En% koolhydraten.

De onderzoekers concludeerden dat een U-vormige relatie tussen het eten van koolhydraten en de kans op doodgaan aan alle oorzaken (all-cause mortaliteit) bestond, met een minimale risico bij 50 tot 55 En% koolhydraten.

Oorspronkelijke titel:
Dietary carbohydrate intake and mortality: a prospective cohort study and meta-analysis by Seidelmann SB, Claggett B, […], Solomon SD.

Link:
https://www.thelancet.com/journals/lanpub/article/PIIS2468-2667(18)30135-X/fulltext

Extra informatie van El Mondo:
Vind hier meer studies over ouderdom en koolhydraten.

De makkelijkste manier om een dieet met 50 tot 55 En% koolhydraten te volgen, is te kiezen voor uitsluitend producten/maaltijden die ook 50 tot 55 En% koolhydraten bevattten. Welke producten/maaltijden 50 tot 55 En% koolhydraten bevatten, kunt hier opzoeken.
 

Dagelijks 150 gram friet verhoogt suikerziekte type 2

Afbeelding

Onderzoeksvraag:
Bestaat er een relatie tussen het eten van aardappelen en all-cause mortaliteit, hart- en vaatziekte, suikerziekte type 2 of dikke darmkanker?

Studieopzet:
Dit overzichtsartikel bevatte 28 studies.

Resultaten en conclusies:
De onderzoekers vonden geen relatie tussen het eten van 150 gram aardappelen per dag en all-cause mortaliteit [RR = 0.88, 95% BI = 0.69-1.12].
Geen relatie omdat RR van 1 in de 95% BI van 0.69 tot 1.12 zat. RR van 1 wil zeggen, er is geen verband/risico.

De onderzoekers vonden geen relatie tussen het eten van 150 gram aardappelen per dag en het krijgen van coronaire hartziekte [RR = 1.03, 95% BI = 0.96-1.09].

De onderzoekers vonden geen relatie tussen het eten van 150 gram aardappelen per dag elen en het krijgen van een beoerte [RR = 0.98, 95% BI = 0.93-1.03].

De onderzoekers vonden geen relatie tussen het eten van 150 gram aardappelen per dag en het krijgen van dikke darmkanker [RR = 1.05, 95% BI = 0.92-1.20].

De onderzoekers vonden geen relatie tussen het dagelijks eten van 150 gram gekookte of gebakken aardappelen of aardappel als puree en het krijgen van een hoge bloeddruk [RR = 1.08, 95% BI = 0.96-1.21].

De onderzoekers vonden dat het dagelijks eten van 150 gram gekookte of gebakken aardappelen of aardappel als puree, de kans op het krijgen van suikerziekte type 2 significant met 9% [RR = 1.09, 95% BI = 1.01-1.18] verhoogde.
Significant omdat RR van 1 niet in de 95% BI van 1.01 tot 1.18 zat. RR van 1 wil zeggen, er is geen verband/risico.

De onderzoekers vonden dat het dagelijks eten van 150 gram friet, de kans op het krijgen van suikerziekte type 2 significant met 66% [RR = 1.66, 95% BI = 1.43-1.94] verhoogde.
Significant wil zeggen, er is een verband bij een 95% betrouwbaarheid.

De onderzoekers vonden dat het dagelijks eten van 150 gram friet, de kans op het krijgen van een hoge bloeddruk significant met 37% [RR = 1.37, 95% BI = 1.15-1.63] verhoogde.
Significant wil zeggen, er kan met 95% zekerheid gezegd worden, dat het dagelijks eten van 150 gram friet, de kans op het krijgen van een hoge bloeddruk werkelijk met 37% verhoogde.

De onderzoekers concludeerden dat het dagelijks eten van 150 gram friet zowel de kans op het krijgen van suikerziekte type 2 als het krijgen van een hoge bloeddruk verhoogde.

Oorspronkelijke titel:
Potatoes and risk of chronic disease: a systematic review and dose-response meta-analysis by Schwingshackl L, Schwedhelm C, […], Boeing H.

Link:
https://www.ncbi.nlm.nih.gov/pubmed/29987352

Extra informatie van El Mondo:
Vind hier meer studies over suikerziekte, het verlagen van de bloeddruk, hart- en vaatziekten en dikke darmkanker.

 

Wijn verhoogt niet dikke darmkanker

Afbeelding

Onderzoeksvraag:
Er zijn tegenstrijdige resultaten met betrekking tot de relatie tussen het drinken van wijn en het krijgen van colorectale kanker (dikke darmkanker). Daarom werd dit overzichtsartikel uitgevoerd.

Verhoogt het drinken van wijn de kans op het krijgen van dikke darmkanker?

Studieopzet:
Dit overzichtsartikel bevatte 8 patiënt-controle studies en 9 cohort studies met in totaal 12110 mensen met dikke darmkanker.

Resultaten en conclusies:
De onderzoekers vonden geen verband tussen het drinken van wijn en het krijgen van dikke darmkanker [SRR = 0.99, 95% BI = 0.89-1.10, p-heterogeniteit 0.001].
Geen verband omdat SRR van 1 in de 95% BI van 0.89 tot 1.10 zat. SRR van 1 wil zeggen, er is geen verband/risico.

De onderzoekers vonden in de subgroepenanalyses (om meer informatie te krijgen) ook geen verband tussen het drinken van wijn en het krijgen van colonkanker.

De onderzoekers vonden in de subgroepenanalyses ook geen verband tussen het drinken van wijn en het krijgen van rectumkanker.

De onderzoekers vonden in de subgroepenanalyses ook geen verband tussen het drinken van wijn en het krijgen van dikke darmkanker onder mannen.

De onderzoekers vonden in de subgroepenanalyses ook geen verband tussen het drinken van wijn en het krijgen van dikke darmkanker onder vrouwen.


De onderzoekers vonden geen verband tussen het drinken van maximaal 2 glazen wijn per dag en het krijgen van dikke darmkanker [SRR = 0.93, 95% BI = 0.80-1.08, I2 = 69.2%].

De onderzoekers vonden geen verband tussen het drinken van minimaal 2 glazen wijn per dag en het krijgen van dikke darmkanker [SRR = 1.00, 95% BI = 0.86-1.16, I2 = 39.9%].

De onderzoekers concludeerden dat het drinken van wijn, de kans op het krijgen van dikke darmkanker niet verhoogde.

Oorspronkelijke titel:
Wine consumption and colorectal cancer risk: a meta-analysis of observational studies by Xu W, Fan H, [...], Ge Z.

Link:
https://www.ncbi.nlm.nih.gov/pubmed/30247171

Extra informatie van El Mondo:
Vind hier meer studies/informatie over overzichtsartikel/significant/heterogeniteit, wijnconsumptie en dikke darmkanker.

 

Knoflook verlaagt het nuchter glucosegehalte van patiënten met suikerziekte

Afbeelding

Onderzoeksvraag:
Verschillende studies hebben het effect van knoflook op het lipidenprofiel en het bloedglucosegehalte bij patiënten met suikerziekte onderzocht. Echter, de resultaten zijn tegenstrijdig en daarom werd dit overzichtartikel uitgevoerd.

Verbetert knoflook het lipidenprofiel en het bloedglucosegehalte van patiënten met suikerziekte?

Studieopzet:
Dit overzichtsartikel bevatte 33 studies met in totaal 1273 deelnemers.

Resultaten en conclusies:
De onderzoekers vonden vergeleken met de placebogroep, dat knoflook het totale cholesterolgehalte van patiënten met suikerziekte significant met 16.87 mg/dL [95% BI = -21.01 tot -12.73, p = 0.001] verlaagde.

De onderzoekers vonden vergeleken met de placebogroep, dat knoflook het LDL cholesterolgehalte (slecht cholesterol) van patiënten met suikerziekte significant met 9.65 mg/dL [95% BI = -15.07 tot -4.23, p = 0.001] verlaagde.

De onderzoekers vonden vergeleken met de placebogroep, dat knoflook het triglyceridengehalte van patiënten met suikerziekte significant met 12.44 mg/dL [95% BI = -18.19 tot -6.69, p = 0.001] verlaagde.

De onderzoekers vonden vergeleken met de placebogroep, dat knoflook het HDL-cholesterolgehalte (goed cholesterol) van patiënten met suikerziekte significant met 3.19 mg/dL [95% BI = 1.85 tot 4.53, p = 0.001] verhoogde.

De onderzoekers vonden vergeleken met de placebogroep, dat knoflook het nuchter bloedglucosegehalte van patiënten met suikerziekte significant met 10.90 mg/dL [95% BI = -16.40 tot -5.40, p = 0.001] verlaagde.

De onderzoekers vonden vergeleken met de placebogroep, dat knoflook het HbA1c-gehalte van patiënten met suikerziekte significant met 0.60 mg/dL [95% BI = -0.98 tot -0.22, p = 0.001] verlaagde.

De onderzoekers concludeerden dat knoflook het lipidenprofiel en het bloedglucosegehalte van patiënten met suikerziekte verbeterde.

Oorspronkelijke titel:
The effect of garlic on lipid profile and glucose parameters in diabetic patients: A systematic review and meta-analysis by Shabani E, Sayemiri K and Mohammadpour M.

Link:
https://www.ncbi.nlm.nih.gov/pubmed/30049636

Extra informatie van El Mondo:
Vind hier meer studies/informatie over suikerziekte, cholesterol en knoflook.
 

Een laag seleniumgehalte in de hersenen verhoogt de ziekte van Alzheimer

Onderzoeksvraag:
Is er een verband tussen het seleniumgehalte in de hersenen en de ziekte van Alzheimer?

Studieopzet:
Dit overzichtsartikel bevatte 14 studies met 40 observaties.
Er was geen publicatiebias.

Resultaten en conclusies:
De onderzoekers vonden in het random-effect model dat het seleniumgehalte in het hersenweefsel van mensen met de ziekte van Alzheimer lager was dan van mensen zonder de ziekte van Alzheimer [SMD = - 0.42]. Dit resultaat werd ook teruggevonden in de sensitiviteitsanalyses.

De onderzoekers vonden in de subgroepenanalyses dat het seleniumgehalte in het temporale gebied (slaapkwab), het hippocampale gebied en de cortexgebieden van de hersenen van mensen met de ziekte van Alzheimer lager was dan van mensen zonder de ziekte van Alzheimer. Dit resultaat werd ook teruggevonden in de sensitiviteitsanalyses.

De onderzoekers concludeerden dat het seleniumgehalte in de hersenen van mensen met de ziekte van Alzheimer lager was dan van mensen zonder de ziekte van Alzheimer.

Oorspronkelijke titel:
Brain Selenium in Alzheimer's Disease (BRAIN SEAD Study): a Systematic Review and Meta-Analysis by Varikasuvu SR, Prasad VS, [...], Manne M.

Link:
https://www.ncbi.nlm.nih.gov/pubmed/30171594

Extra informatie van El Mondo:
Vind hier meer studies over selenium en de ziekte van Alzheimer. 
 

Veel flavonolen, flavonen of anthocyaninen via voeding verlagen mogelijk dikke darmkanker

Afbeelding

Onderzoeksvraag:
Verlaagt het eten van flavonoïden (zoals flavonolen, flavonen of anthocyaninen) de kans op het krijgen van dikke darmkanker?

Studieopzet:
Dit overzichtsartikel bevatte 5 prospectieve cohort studies en 7 patiënt-controle studies met in totaal 17481 personen met dikke darmkanker en 740859 personen zonder dikke darmkanker.

Alle studies werden gecorrigeerd voor een breed scala aan mogelijke confounders van colorectale kanker, zoals leeftijd, geslacht, BMI, fysieke activiteit, familiegeschiedenis van colorectale kanker, onderwijs, energie-inname, alcohol, vezelinname, rode en verwerkte vleesinname, tabak, aspirine en niet-steroïde anti-inflammatoire geneesmiddelen.

Er was heterogeniteit tussen de studies.
Er was geen publicatie bias.

Resultaten en conclusies:
De onderzoekers vonden geen verband tussen het eten van veel flavonoïden en de verlaagde kans op het krijgen van dikke darmkanker [gepoolde OR = 0.73, 95% BI = 0.48-1.10]. Geen verband want OR van 1 zat in de 95% BI van 0.48 tot 1.10.

De onderzoekers vonden in de subgroepenanalyses ook geen verband tussen het eten van veel flavanonen en de verlaagde kans op het krijgen van dikke darmkanker.

De onderzoekers vonden in de subgroepenanalyses ook geen verband tussen het eten van veel flavan-3-olen en de verlaagde kans op het krijgen van dikke darmkanker.

De onderzoekers vonden in de subgroepenanalyses van zowel cohort studies als patiënt-controle studies, dat het eten van veel flavonolen de kans op het krijgen van dikke darmkanker significant met 30% [OR = 0.70, 95% BI = 0.54-0.90] verlaagde.
Echter, dit verlaagde risico werd niet teruggevonden in de cohort studies [RR = 1.00, 95% BI = 0.92-1.08].

De onderzoekers vonden in de subgroepenanalyses van zowel cohort studies als patiënt-controle studies, dat het eten van veel flavonen de kans op het krijgen van dikke darmkanker significant met 21% [OR = 0.79, 95% BI = 0.83-0.99] verlaagde. 
Echter, dit verlaagde risico werd niet teruggevonden in de cohort studies [RR = 1.02, 95% BI = 0.94-1.11].

De onderzoekers vonden in de subgroepenanalyses van zowel cohort studies als patiënt-controle studies, dat het eten van veel anthocyaninen de kans op het krijgen van dikke darmkanker significant met 22% [OR = 0.78, 95% BI = 0.64-0.95] verlaagde. 
Echter, dit verlaagde risico werd niet teruggevonden in de cohort studies [RR = 1.00, 95% BI = 0.91-1.10].

De onderzoekers vonden in dosisafhankelijke analyses, dat elke 10 mg flavonolen via voeding per dag, de kans op het krijgen van dikke darmkanker significant met 14% [gepoolde OR = 0.86, 95% BI = 0.76-0.97] verlaagde.
Significant wil zeggen, er is een verband bij een 95% betrouwbaarheid.

De onderzoekers vonden in dosisafhankelijke analyses, dat elke 1 mg flavonen via voeding per dag, de kans op het krijgen van dikke darmkanker significant met 9% [gepoolde OR = 0.91, 95% BI = 0.84-0.99] verlaagde.
Significant omdat OR van 1 niet in de 95% BI van 0.84 tot 0.99 zat. OR van 1 wil zeggen, er is geen verband/risico.

De onderzoekers vonden in de subgroepenanalyses dat veel flavonolen via voeding, de kans op het krijgen van colonkanker significant met 20% [OR = 0.80, 95% CI = 0.68-0.94] verlaagde.

De onderzoekers vonden in de subgroepenanalyses dat veel flavonen via voeding, de kans op het krijgen van rectaalkanker significant met 18% [OR = 0.82, 95% CI = 0.70-0.97] verlaagde.

De onderzoekers concludeerden dat het eten van veel flavonolen, flavonen en anthocyaninen de kans op het krijgen van dikke darmkanker mogelijk verlaagde. Mogelijk omdat het verlaagde risico niet significant was in de cohort studies en er was heterogeniteit tussen de studies.

Oorspronkelijke titel:
Dietary Flavonoids and the Risk of Colorectal Cancer: An Updated Meta-Analysis of Epidemiological Studies by Chang H, Lin Lei L, […], Guohua Zhao G.

Link:
https://www.ncbi.nlm.nih.gov/pmc/articles/PMC6073812/

Extra informatie van El Mondo:
Vind hier meer studies/informatie over overzichtsartikel/significant/publicatie bias, flavonoïden en dikke darmkanker.

De resultaten van een overzichtsartikel zijn pas betrouwbaar wanneer ze ook teruggevonden worden in cohort studies. Dus het significant verlaagde risico moet zowel in patiënt-controle studies (meer gevoelig voor fouten) als in cohort studies (minder gevoelig voor fouten) teruggevonden worden.
 

Walnoten verlagen slecht cholesterolgehalte

Afbeelding

Onderzoeksvraag:
Verbetert een voeding met veel walnoten het lipidenprofiel?

Studieopzet:
Dit overzichtsartikel bevatte 26 klinische studies met in totaal 1059 deelnemers.

Resultaten en conclusies:
De onderzoekers vonden dat een voeding met veel walnoten, het totale cholesterolgehalte significant met 6.99 mg/dL [WMD = -6.99 mg/dL 95% BI = -9.39 tot -4.58 mg/dL, p 0.001] verlaagde.
Significant wil zeggen, er kan met 95% zekerheid gezegd worden, dat een voeding met veel walnoten, het totale cholesterolgehalte werkelijk met 6.99 mg/dL verlaagde.

De onderzoekers vonden dat een voeding met veel walnoten, het LDL cholesterolgehalte significant met 5.51 mg/dL [WMD = -5.51 mg/dL, 95% BI = -7.72 tot -3.29 mg/dL, p 0.001] verlaagde.

De onderzoekers vonden dat een voeding met veel walnoten, het triglyceridengehalte significant met 4.69 mg/dL [WMD = -4.69 mg/dL, 95% BI = -8.93 tot -0.45 mg/dL, p = 0.03] verlaagde.

De onderzoekers vonden dat een voeding met veel walnoten, het apolipoproteïne B-gehalte significant met 3.74 mg/dL [WMD = -3.74 mg/dL, 95% BI = -6.51 tot -0.97 mg/dL, p = 0.008] verlaagde.

De onderzoekers vonden geen verband tussen een voeding met veel walnoten en de verlaging van het apolipoproteïne A-gehalte [WMD = 2.91 mg/dL, 95% BI = -5.98 tot 0.08 mg/dL, p = 0.057].

De onderzoekers vonden geen verband tussen een voeding met veel walnoten en het verlagen van het lichaamsgewicht [WMD = -0.12 kg, 95% BI = -2.12 tot 1.88, p = 0.90].

De onderzoekers vonden geen verband tussen een voeding met veel walnoten en het verlagen van de systolische bloeddruk (de bovendruk)  [WMD = -0.72 mmHg, 95% BI = -2.75 tot 1.30, p = 0.48].

De onderzoekers vonden geen verband tussen een voeding met veel walnoten en het verlagen van de diastolische bloeddruk (de onderdruk) [WMD = -0.10 mmHg, 95% BI = -1.49 to 1.30, p = 0.88].

De onderzoekers concludeerden dat een voeding met veel walnoten, zowel het totale cholesterolgehalte, het LDL-cholesterolgehalte (slecht cholesterol) als het apolipoprotein B-gehalte verlaagde.

Oorspronkelijke titel:
Effects of walnut consumption on blood lipids and other cardiovascular risk factors: an updated meta-analysis and systematic review of controlled trials by Guasch-Ferré M, Li J, […], Tobias DK.

Link:
https://www.ncbi.nlm.nih.gov/pubmed/29931130

Extra informatie van El Mondo:
Vind hier meer studies over noten, cholesterolgehalte, bloeddruk en hart- en vaatziekten.

Mensen met atherosclerose (aderverkalking) hebben vaak een verhoogd totaal cholesterolgehalte, een verhoogd LDL-cholesterol gehalte, een verhoogd triglyceridengehalte en een verhoogd apolipoproteïne B-gehalte.

Mensen met atherosclerose (aderverkalking) worden aangeraden te kiezen voor producten/maaltijden met maximaal 30 En% vet, maximaal 7 En% verzadigd vet, maximaal 0.2 gram zout per 100 kcal en minimaal 1.5 gram vezels per 100 kcal. Welke producten/maaltijden in de supermarkt geschikt zijn voor mensen met atherosclerose (aderverkalking) kunt u hier opzoeken.
 

Veel natrium via voeding verhoogt een beroerte

Afbeelding

Onderzoeksvraag:
Het verband tussen een hoge natriuminname en het risico op het krijgen van een beroerte is geaccepteerd. Echter, de dosisafhankelijke relatie tussen de natriuminname en het risico op mortaliteit door alle oorzaken is nog niet vastgesteld. Daarom werd dit overzichtsartikel uitgevoerd.

Is er een dosisafhankelijke relatie tussen zowel de natriuminname als de natrium-kalium ratio en het krijgen een beroerte onder mensen ouder dan 18 jaar?

Studieopzet:
Dit overzichtsartikel bevatte 14 prospectieve cohort studies en 1 patiënt-controle studie met in totaal 261732 mensen, waarvan 10150 mensen met een beroerte.

Resultaten en conclusies:
De onderzoekers vonden dat elke verhoging met 1 gram natrium per dag via voeding, de kans op het krijgen van een beroerte significant met 6% [gepoolde RR = 1.06, 95% BI = 1.02-1.10, I2 = 60%, n = 14 studies] verhoogde.

De onderzoekers vonden dat elke verhoging met 1 punt in de natrium-kalium ratio (mmol/mmol), de kans op het krijgen van een beroerte significant met 22% [gepoolde RR = 1.22, 95% BI = 1.04-1.41, I2 = 60%, n = 5 studies] verhoogde.

De onderzoekers vonden een lineair verband tussen het krijgen van een beroerte en het verhogen van de natriuminname via voeding.

De onderzoekers vonden een lineair verband tussen het krijgen van een beroerte en het verhogen van de natrium-kalium ratio.

De onderzoekers concludeerden dat zowel een hoge natriuminname via voeding als een hoge natrium-kalium ratio, de kans op het krijgen van een beroerte onder volwassenen verhoogden.

Oorspronkelijke titel:
Dietary sodium, sodium-to-potassium ratio, and risk of stroke: A systematic review and nonlinear dose-response meta-analysis by Jayedi A, Ghomashi F, […], Shab-Bidar S.

Link:
https://www.ncbi.nlm.nih.gov/pubmed/29907351

Extra informatie van El Mondo:
Vind hier meer studies over natrium- en kaliuminname en het voorkomen van een beroerte.
Natrium is een onderdeel van zout. Dus een voeding met veel natrium is dus een voeding met veel zout.

Een voeding met veel zout is een voeding met minimaal 0.3 gram zout per 100 kcal.
Een zoutarme voeding is een voeding met maximaal 0.2 gram zout per 100 kcal. Een zoutarme voeding bestaat grotendeels uit producten met maximaal 0.2 gram zout per 100 kcal. Deze producten uit de supermarkt bevatten maximaal 0.2 gram zout per 100 kcal.
 

Veel verzadigd vet verhoogt fracturen

Afbeelding

Onderzoeksvraag:
De totale inname van vet in voeding kan het risico op het krijgen van fracturen beïnvloeden. Echter, tot op heden zijn tegenstrijdige bevindingen gevonden. Daarom werd dit overzichtsartikel uitgevoerd.

Is er een verband tussen het eten van vet en het risico op het krijgen van fracturen?

Studieopzet:
Dit overzichtsartikel bevatte 6 observationele studies.

Resultaten en conclusies:
De onderzoekers vonden geen significant verband tussen de inname van het totale vet via voeding en het krijgen van fracturen [gepoolde effectgrootte = 1.31, 95% BI = 0.95-1.79, p = 0.09].

De onderzoekers vonden dat het eten van veel verzadigd vet de kans op het krijgen van fracturen significant met 79% verhoogde [gepoolde effectgrootte = 1.79, 95% BI = 1.05 -3.03, p = 0.03].

De onderzoekers vonden dat het eten van veel enkelvoudig onverzadigd vet, afkomstig van dierlijke producten de kans op het krijgen van fracturen significant met 129% verhoogde [gepoolde effectgrootte = 2.29, 95% BI = 1.50 -3.50, p 0.0001].

De onderzoekers concludeerden dat het eten van zowel veel verzadigd vet als enkelvoudig onverzadigd vet, dat afkomstig is van dierlijke producten, de kans op het krijgen van fracturen verhoogde.

Oorspronkelijke titel:
Dietary fat, saturated fatty acid, and monounsaturated fatty acid intakes and risk of bone fracture: a systematic review and meta-analysis of observational studies by Mozaffari H, Djafarian K, […], Shab-Bidar S.

Link:
https://www.ncbi.nlm.nih.gov/pubmed/29947872

Extra informatie van El Mondo:
Vind hier meer studies over vet en ouderdom

Een dieet met veel verzadigd vet is een dieet met veel producten met meer dan 10 En% verzadigd vet of anders gezegd, het gemiddelde van uw dagelijks gegeten producten bevat meer dan 10 En% verzadigd vet. Deze maaltijden bevatten meer dan 10 En% verzadigd vet.

Dagelijks veel granenvezels verlaagt mogelijk suikerziekte type 2

Afbeelding

Onderzoeksvraag:
Verlaagt het eten van vezels de kans op het krijgen van suikerziekte type 2?

Studieopzet:
Dit overkoepelende overzichtsartikel bevatte 16 overzichtsartikelen over vezelsconsumptie.

Resultaten en conclusies:
De onderzoekers vonden in de meta-analyses dat het eten van veel vezels vergeleken met weinig, de kans op het krijgen van suikerziekte type 2 significant met 15% tot 19% verlaagde [RR = 0.81-0.85] verlaagde. Er was echter significante heterogeniteit tussen de meta-analyses.

De onderzoekers vonden in de meta-analyses dat het eten van veel granenvezels vergeleken met weinig, de kans op het krijgen van suikerziekte type 2 significant met 13% tot 33% verlaagde [RR = 0.67-0.87] verlaagde. Er was echter significante heterogeniteit tussen de meta-analyses.

De onderzoekers vonden in de meta-analyses van supplementatie-studies dat het eten van veel vezels afkomstig van beta-glucanen vergeleken met weinig, zowel het nuchter glucosegehalte als het HbA1c-gehalte van mensen met suikerziekte type 2 significant verlaagde. Er was echter significante heterogeniteit tussen de meta-analyses.

De onderzoekers vonden in de meta-analyses van supplementen-studies dat het eten van veel vezels afkomstig van psyllium vergeleken met weinig, zowel het nuchter glucosegehalte als HbA1c-gehalte van mensen met suikerziekte type 2 significant verlaagde. Er was echter significante heterogeniteit tussen de meta-analyses.

De onderzoekers concludeerden dat het eten van veel vezels, met name granenvezels, de kans op het krijgen van suikerziekte type 2 mogelijk verlaagde. Mogelijk omdat er sprake was van significante heterogeniteit tussen de meta-analyses.

Oorspronkelijke titel:
Dietary Fiber Intake and Type 2 Diabetes Mellitus: An Umbrella Review of Meta-analyses by McRae MP.

Link:
https://www.ncbi.nlm.nih.gov/pubmed/29628808

Extra informatie van El Mondo:
Vind hier meer studies over suikerziekte, meta-analysis/heterogeniteit en vezels.

Een voeding met veel vezels is een voeding met minimaal 30 gram vezels oftewel een voeding met veel producten die minimaal 1.5 gram vezels per 100 kcal bevatten.
Deze maaltijden bevatten minimaal 1.5 gram vezels per 100 kcal.
 

Een voeding met 6 En% plantaardig eiwit verlaagt suikerziekte type 2

Afbeelding

Onderzoeksvraag:
De associatie tussen eiwit-inname via voeding en suikerziekte type 2 was inconsistent in de epidemiologische onderzoeken. Daarom werd dit overzichtsartikel uitgevoerd.

Is er een verband tusssen de eiwit-inname via voeding en het krijgen van suikerziekte type 2?

Studieopzet:
Dit overzichtsartikel bevatte 10 prospectieve cohort studies met in totaal 34221 mensen met suikerziekte type 2.
Er was geen publicatie bias.

Resultaten en conclusies:
De onderzoekers vonden na het corrigeren voor eventuele confounders (factoren die de resultaten kunnen verstoren) dat elke verhoging met 5 En% totale eiwit, de kans op het krijgen van suikerziekte type 2 significant met 9% [95% BI = 1.04-1.13, I2 = 42.0%] verhoogde. Dit significant verhoogde risico werd ook teruggevonden in de sensitiviteitsanalyse.
Significant wil zeggen, er is een verband bij een 95% betrouwbaarheid.

De onderzoekers vonden na het corrigeren voor eventuele confounders (factoren die de resultaten kunnen verstoren) dat elke verhoging met 5 En% dierlijk eiwit, de kans op het krijgen van suikerziekte type 2 significant met 12% [95% BI = 1.08-1.17, I2 = 14.0%] verhoogde. Dit significant verhoogde risico werd ook teruggevonden in de sensitiviteitsanalyse.

De onderzoekers vonden na het corrigeren voor eventuele confounders (factoren die de resultaten kunnen verstoren) een U-vormig verband tussen de inname van plantaardig eiwit via voeding en het krijgen van suikerziekte type 2. Het laagste risico werd gevonden bij 6 En% plantaardig eiwit. Dit significant verlaagde risico werd ook teruggevonden in de sensitiviteitsanalyse.

De onderzoekers concludeerden dat een voeding met 6 En% plantaardig eiwit, de kans op het krijgen van suikerziekte type 2 verlaagde.

Oorspronkelijke titel:
Dietary protein intake and risk of type 2 diabetes: a dose-response meta-analysis of prospective studies by Zhao LG, Zhang QL, [...], Xiang YB.

Link:
https://www.ncbi.nlm.nih.gov/pubmed/29858629

Extra informatie van El Mondo:
Vind hier meer studies over suikerziekte en eiwit.

De makkelijkste manier om een voeding met 6 En% plantaardig eiwit te volgen, is door te kiezen voor alleen producten met 6 En% plantaardig eiwit. Deze producten bevatten 6 En% plantaardig eiwit.

Een U-vormig verband wil zeggen, bij bepaalde waarde is er sprake van een verhoogde risico en bij bepaalde waarde juist een verlaagde risico.
 

Geen verband tussen koolhydraten en prostaatkanker

Afbeelding

Onderzoeksvraag:
Prostaatkanker is wereldwijd een van de belangrijkste kankeroorzaken onder mannen. Veel epidemiologische studies laten een verband zien tussen de inname van koolhydraten en het krijgen van prostaatkanker. Echter, het bewijs uit epidemiologische studies is inconsistent. Daarom werd dit overzichtsartikel uitgevoerd.

Is er een verband tussen het eten van koolhydraten en het krijgen van prostaatkanker?

Studieopzet:
Dit overzichtsartikel bevatte 21 studies, gepubliceerd tussen 1980 en 2018 met in totaal 98739 deelnemers, waarvan 11573 mensen met prostaatkanker.

Resultaten en conclusies:
De onderzoekers vonden geen verband tussen het eten van veel koolhydraten en het krijgen van prostaatkanker [multivariate-adjusted OR = 1.11, 95% BI = 0.98-1.26, I2 = 62.7%].

De onderzoekers vonden geen verband tussen het eten van veel koolhydraten en gevorderde prostaatkanker [multivariate-adjusted OR = 0.95, 95% BI = 0.78-1.16, I2 = 14.1%].

De onderzoekers vonden geen verband tussen het eten van veel koolhydraten en niet-gevorderde prostaatkanker [multivariate-adjusted OR = 1.01, 95% BI = 0.79-1.29, I2 = 64.4%].

De onderzoekers concludeerden dat er geen verband bestond tussen het eten van veel koolhydraten en het krijgen van prostaatkanker.

Oorspronkelijke titel:
Carbohydrate intake and the risk of prostate cancer by Fan LL, Su HX, […], Nan CJ.

Link:
https://www.ncbi.nlm.nih.gov/pubmed/29778541

Extra informatie van El Mondo:
Vind hier meer studies over koolhydraten en prostaatkanker.

Minimaal 550 mg flavonoïden per dag verlaagt suikerziekte type 2

Afbeelding

Onderzoeksvraag:
Epidemiologische onderzoeken naar de rol van de inname van flavonoïden bij de preventie van suikerziekte type 2 lieten inconsistente resultaten zien. Daarom werd dit overzichtsartikel uitgevoerd.

Verlaagt het eten van flavonoïden de kans op het krijgen van suikerziekte type 2?

Studieopzet:
Dit overzichtsartikel bevatte 10 prospectieve cohort studies tussen 2002 en 2017 met in totaal 312015 deelnemers, waarvan 19953 mensen suikerziekte type 2 kregen tijdens de follow-up duur (duur van de studie) van 4 tot 28 jaar.
De deelnemers hadden geen suikerziekte type 2 aan het begin van de studie. De leeftijd van de deelnemers varieerde tussen 28 en 75 jaar.
De inname van flavonoïden in de hoogste categorie varieerde tussen 33.2 en 1452.3 mg per dag.

De NOS score van alle studies was 7 of hoger, wat duidt op goed opgezette studies.
Er was geen publicatie bias.

Resultaten en conclusies:
De onderzoekers vonden dat een hoge inname van flavonoïden vergeleken met een lage inname, de kans op het krijgen van suikerziekte type 2 significant met 9% [RR = 0.91, 95% BI = 0.86-0.96, I2  =  21%, p  =  0.257] verlaagde. Dit significant verlaagde risico bleef gelijk in de sensitiviteitsanalyse.

De onderzoekers vonden in de subgroepenanalyses dat een hoge inname van anthocyanidines vergeleken met een lage inname, de kans op het krijgen van suikerziekte type 2 significant met 11% [RR = 0.89, 95% BI = 0.82-0.95] verlaagde.

De onderzoekers vonden in de subgroepenanalyses dat een hoge inname van flavan-3-olen vergeleken met een lage inname, de kans op het krijgen van suikerziekte type 2 significant met 14% [RR = 0.86, 95% BI = 0.78-0.95] verlaagde.

De onderzoekers vonden in de subgroepenanalyses dat een hoge inname van flavonolen vergeleken met een lage inname, de kans op het krijgen van suikerziekte type 2 significant met 14% [RR = 0.86, 95% BI = 0.80-0.94] verlaagde.

De onderzoekers vonden in de subgroepenanalyses dat een hoge inname van isoflavonen vergeleken met een lage inname, de kans op het krijgen van suikerziekte type 2 significant met 9% [RR = 0.91, 95% BI = 0.84-0.98] verlaagde.

De onderzoekers vonden in 9 cohort studies een significant verlaagde risico op het krijgen van suikerziekte type 2 bij minimaal 550 mg flavonoïden per dag. 

De onderzoekers vonden dat elke verhoging met 300 mg flavonoïden per dag, het risico op het krijgen van suikerziekte type 2 significant met 5% [RR = 0.95, 95% BI = 0.93-0.97] verlaagde.

De onderzoekers concludeerden dat minimaal 550 mg flavonoïden per dag, de kans op het krijgen van suikerziekte type 2 verlaagde. Dit verlaagde risico werd ook teruggevonden voor de volgende type flavonoïden: de anthocyanidines, de flavan-3-olen, de flavonolen en de isoflavonen.

Oorspronkelijke titel:
Flavonoids intake and risk of type 2 diabetes mellitus: A meta-analysis of prospective cohort studies by Xu H, Luo J, [...], Wen Q.

Link:
https://www.ncbi.nlm.nih.gov/pmc/articles/PMC5959406/

Extra informatie van El Mondo:
Vind hier meer studies over suikerziekte en flavonoïden.

Deze producten leveren 500 mg flavonoïden.
 

EPA&DHA verlagen postoperatieve atriale fibrillatie na een bypass hartoperatie

Afbeelding

Onderzoeksvraag:
Er zijn veronderstelllingen dat n-3 meervoudig onverzadigde vetzuren (PUFA) een anti-aritmisch effect hebben op postoperatieve atriale fibrillatie. Echer, de resultaten zijn tegenstrijdig. Daarom werd dit overzichtsartikel uitgevoerd.

Hebben n-3 meervoudig onverzadigde vetzuren positieve effecten op postoperatieve atriale fibrillatie bij patiënten die een hartoperatie ondergaan?

Studieopzet:
Dit overzichtsartikel bevatte 14 studies met in totaal 3570 patiënten.

Resultaten en conclusies:
De onderzoekers vonden dat n-3 meervoudig onverzadigde vetzuren de kans op het krijgen van postoperatieve atriale fibrillatie significant met 16% [RR = 0.84, 95% BI = 0.73-0.98, p = 0.03] verlaagde.
Significant wil zeggen, er kan met 95% zekerheid gezegd worden, dat n-3 meervoudig onverzadigde vetzuren de kans op het krijgen van postoperatieve atriale fibrillatie werkelijk met 16% verlaagde.

De onderzoekers vonden in de subgroepenanalyse dat EPA:DHA  verhouding  1 de kans op het krijgen van postoperatieve atriale fibrillatie significant met 49% [RR = 0.51, 95% BI = 0.36-0.73, p = 0.0003] verlaagde.

De onderzoekers vonden in de subgroepenanalyse dat n-3 meervoudig onverzadigde vetzuren, de kans op het krijgen van postoperatieve atriale fibrillatie na een coronaire-bypassoperatie (een bypass hartoperatie) significant met 32% [RR = 0.68, 95% BI = 0.47-0.97, p = 0.03] verlaagde.

De onderzoekers concludeerden dat n-3 meervoudig onverzadigde vetzuren in de verhouding EPA:DHA 1 de kans op het krijgen van postoperatieve atriale fibrillatie na een coronaire-bypassoperatie verlaagde.

Oorspronkelijke titel:
N-3 polyunsaturated fatty acids for prevention of postoperative atrial fibrillation: updated meta-analysis and systematic review by Wang H, Chen J and Zhao L.

Link:
https://www.ncbi.nlm.nih.gov/pubmed/29380237

Extra informatie van El Mondo:
Vind hier meer studies over EPA&DHA en hart- en vaatziekten.

Wanneer de slagaders onvoldoende bloed kunnen leveren aan het hart, kan de chirurg een coronaire-bypassoperatie (CABG) of omleidingsoperatie voorstellen. In Europa is de bypassoperatie een van de meest uitgevoerde hartoperaties om de bloedstroom naar het hart te herstellen.

Atriale fibrillatie is een type hartritmestoornis die een snelle en onregelmatige pols (hartslag) veroorzaakt. Atriale fibrillatie die optreedt na een operatie wordt postoperatieve atriale fibrillatie genoemd.
 

Vetrijk dieet verhoogt suikerziekte type 2

Afbeelding

Onderzoeksvraag:
Er is wereldwijd een toenemende trend in de consumptie van diëten van slechte kwaliteit, die bijdragen aan de toename van niet-overdraagbare ziekten. Diëten hebben rechtstreeks invloed op de fysiologische samenstelling en dus op de lichamelijke gezondheid. Studies tonen aan dat macronutriënten (vet, eiwit en koolhydraten) en de energieinname van invloed kunnen zijn op het intramusculaire vetgehalte (IMF), dat verschillende metabole en endocriene stoornissen kunnen veroorzaken. Daarom werd dit overzichtsartikel uitgevoerd.

Welk type dieet verhoogt het intramusculaire vetgehalte?

Studieopzet:
Dit overzichtsartikel bevatte 13 studies (RCT’s en cross-over studies).
Het vetrijke dieet varieerde tussen 38 en 85 En% vet met gemiddeld 15 En% eiwit.
Het koolhydratenrijke dieet bevatte meer koolhydraten dan het lichaam dagelijks nodig heeft bij een gezond gewicht.
Het korte termijn hongerdieet (gedurende 8 dagen met 3 weken wash-out periode) bevatten 25% minder caloriën dan het lichaam dagelijks nodig heeft bij een gezond gewicht.

Resultaten en conclusies:
De onderzoekers vonden dat vetrijke diëten (134 mensen in de vetrijke dieetgroep en 135 mensen in de controle groep) het intramusculaire vetgehalte significant verhoogde [SMD = 1.24, 95% BI = 0.43-2.05, p  = 0.003, I2 = 87%]. De SMD in de sensitiviteitsanalyse was 1.26 [95% BI = 0.23-2.28, p = 0.02].
Significant want de gevonden p-waarde van 0.003 was kleiner dan p-waarde van 0.05.

De onderzoekers vonden dat koolhydratenrijk diet vergeleken met standaard dieet (55 En% koolhydraten, 30 En% vet en 15 En% eiwit), het intramusculaire vetgehalte significant verhoogde.

De onderzoekers vonden dat het volgen van hongerdiëten op korte termijn het intramusculaire vetgehalte significant verhoogde.

De onderzoekers concludeerden dat het volgen van een vetrijk dieet (38-85 En% vet), koolhydratenrijk dieet en het kortstondig volgen van een hongerdieet het intramusculaire vetgehalte verhoogde.

Oorspronkelijke titel:
The Effects of Diet on the Proportion of Intramuscular Fat in Human Muscle: A Systematic Review and Meta-analysis by Ahmed S, Singh D, [...], Kumbhare D.

Link:
https://www.ncbi.nlm.nih.gov/pmc/articles/PMC5826234/

Extra informatie van El Mondo:
Vind hier meer studies over vetrijk dieet en koolhydratenrijk dieet.
Een vetrijk dieet is een dieet met minimaal 35 En% vet. Een vetrijk dieet bestaat grotendeels uit producten/maaltijden met minimaal 35 En% vet.

Het vet in het lichaam kan in 3 groepen worden gedeeld:

  1. visceraal vet (vet tussen de organen)
  2. intramusculair vet (vet opgeslagen in de spieren). Intramusculair vet komt vooral voor bij mensen met overgewicht of obesitas en kan insulineresistentie veroorzaken. Insulineresistentie is de belangrijkste oorzaak van diabetes type 2 oftewel suikerziekte type 2.
  3. subcutaan vet (vet onder de huid opgeslagen)


 

Coronaire hartziekte en hartfalen verhogen dementie

Afbeelding

Onderzoeksvraag:
De risicofactoren van hart- en vaatziekten hangen nauw samen met het risico op het krijgen van dementie, maar of hartaandoeningen de persoon in kwestie ook vatbaar maken voor dementie is onzeker. Daarom, werd dit overzichtsartikel uitgevoerd.

Verhogen hartaandoeningen, zoals coronaire hartziekte en hartfalen, de kans op het krijgen van dementie?

Studieopzet:
Dit overzichtsartikel bevatte 16 studies met 1309483 patiënten met coronaire hartziekte en 7 studies met in totaal 1958702 patiënten met hartfalen.

Resultaten en conclusies:
De onderzoekers vonden in gepoolde analyse dat coronaire hartziekte, de kans op het krijgen van dementie significant met 27% [gepoolde relatieve risico = 1.27, 95% BI = 1.07-1.50, I2 = 80%] verhoogde.
Significant wil zeggen, er is een verband bij een 95% betrouwbaarheid.

De onderzoekers vonden in gepoolde analyse dat hartfalen, de kans op het krijgen van dementie significant met 60% [gepoolde relatieve risico = 1.60, 95% BI = 1.19-2.13, I2 = 59%] verhoogde.
Significant wil zeggen, er kan met 95% zekerheid gezegd worden, dat hartfalen de kans op het krijgen van dementie werkelijk met 60% verhoogde.

De onderzoekers vonden in 9 prospectieve cohort studies dat coronaire hartziekte de kans op het krijgen van dementie significant met 26% [relatieve risico = 1.26, 95% BI = 1.06-1.49, I2 = 0%] verhoogde.
Significant omdat relatieve risico van 1 niet in de 95% BI van 1.06 tot 1.49 zat. Relatieve risico van 1 wil zeggen, er is geen verband/risico.

De onderzoekers vonden in 4 prospectieve cohort studies dat hartfalen de kans op het krijgen van dementie significant met 80% [relatieve risico = 1.80, 95% BI = 1.41-2.31, I2 = 0%] verhoogde.

De onderzoekers concludeerden dat zowel coronaire hartziekte als hartfalen, de kans op het krijgen van dementie verhoogde.

Oorspronkelijke titel:
Coronary heart disease, heart failure, and the risk of dementia: A systematic review and meta-analysis by Wolters FJ, Segufa RA, […], Sedaghat S.

Link:
https://www.ncbi.nlm.nih.gov/pubmed/29494808

Extra informatie van El Mondo:
Vind hier meer studies over cohort/patiënt-controle studies, dementie en hart- en vaatziekten.
 

Een hoog BMI verhoogt borstkanker

Afbeelding

Onderzoeksvraag:
Is er een verband tussen BMI en borstkanker onder vrouwen?

Studieopzet:
Dit overzichtsartikel bevatte 12 prospectieve cohort studies met in totaal 22728674 vrouwen.
De gemiddelde follow-up duur (de duur van de studie) varieerde tussen 4.29 en 10.8 jaar.
De studiegrootte varieerde tussen 15054 en 1222630 vrouwen.
De studies waren goed opgezet met een Newcastle-Ottawa score van ≥7.
Er was geen publicatie bias.

Resultaten en conclusies:
De onderzoekers vonden dat elke verhoging van het BMI met 5 punten, de kans op het krijgen van borstkanker significant met 2% [SRR = 1.02, 95% BI = 1.01-1.04, p 0.001, I2 = 74.2%, p = 0.00] verhoogde. Dit verhoogde risico was ook significant in de sensitiviteitsanalyse.

De onderzoekers vonden in de subgroepenanalyse dat een hoog BMI de kans op het krijgen van borstkanker onder premenopauzale vrouwen significant met 2% [SRR = 0.98, 95% BI = 0.96-0.99, p 0.001] verlaagde.

De onderzoekers vonden in de subgroepenanalyse een lineair verband tussen het BMI en de kans op het krijgen van borstkanker zowel onder premenopauzale vrouwen als postmenopauzale vrouwen.

De onderzoekers concludeerden dat elke verhoging van het BMI met 5 punten, de kans op het krijgen van borstkanker onder vrouwen verhoogde.

Oorspronkelijke titel:
Association between body mass index and breast cancer risk: evidence based on a dose-response meta-analysis by Liu K, Zhang W, [...], Dai Z.

Link:
https://www.ncbi.nlm.nih.gov/pmc/articles/PMC5783020/

Extra informatie van El Mondo:
Vind hier meer studies over borstkanker en BMI.
 

Foliumzuursupplementen verlagen het nuchter glucosegehalte

Afbeelding

Onderzoeksvraag:
Homocysteïne wordt geassocieerd met een hoger risico op het krijgen van diabetes (suikerziekte). Foliumzuur, dat homocysteïne vermindert, is veelbelovend voor de preventie en de behandeling van diabetes. Eerdere meta-analyse (overzichtsartikel) van 3 studies suggereerde dat folaat (foliumzuur) het hemoglobine A1c (HbA1c)-gehalte zou kunnen verlagen. Daarom werd dit overzichtsartikel uitgevoerd.

Hebben foliumzuursupplementen (folaatsupplementen) positieve effecten op de insulineresistentie en de glykemische controle, zoals het nuchter glucose- en insulinegehalte en het HbA1c-gehalte?

Studieopzet:
Dit overzichtsartikel bevatte 18 RCT’s met in totaal 21081 mensen met of zonder diabetes.

Resultaten en conclusies:
De onderzoekers vonden dat foliumzuursupplementen het nuchter glucosegehalte significant met 0.15 mmol/L [95% BI = -0.29 tot -0.01] verlaagde. Significant wil zeggen, er is een verband bij een 95% betrouwbaarheid.

De onderzoekers vonden dat foliumzuursupplementen de HOMA-IR waarde significant met 0.83 [95% BI = -1.31 tot -0.34] verlaagde.

De onderzoekers vonden dat foliumzuursupplementen het nuchter insulinegehalte significant met 1.94 μIU/mL [95% BI = -3.28 tot -0.61] verlaagde.

De onderzoekers vonden geen verband tussen foliumzuursupplementen en het krijgen van suikerziekte of het verlagen van het HbA1c-gehalte.

De onderzoekers concludeerden dat foliumzuursupplementen zowel het nuchter glucosegehalte, de HOMA-IR waarde als het nuchter insulinegehalte verlaagden.

Oorspronkelijke titel:
The effects of folate supplementation on glucose metabolism and risk of type 2 diabetes: a systematic review and meta-analysis of randomized controlled trials by Zhao JV, Schooling CM and Zhao JX.

Link:
https://www.ncbi.nlm.nih.gov/pubmed/29501221

Extra informatie van El Mondo:
Vind hier meer studies over suikerziekte en foliumzuur.

Suikerpatiënten hebben vaak zowel een verhoogd nuchter glucosegehalte, de HOMA-IR waarde als nuchter insulinegehalte.

Deze maaltijden bevatten veel foliumzuur.
 

Melkeiwittensupplementen in combinatie met krachttraining verhogen spiermassa bij ouderen

Afbeelding

Onderzoeksvraag:
Wat is het effect van melkeiwittensupplementen alleen of in combinatie met krachttraining op het lichaamsgewicht, de vetmassa en de vetvrije mass van ouderen (≥ 60 jaar)?

Studieopzet:
Dit overzichtsartikel bevatte 10 RCT’s met in totaal 574 deelnemers (gemiddelde leeftijd van 60 tot 80.8 jaar).

Er was geen publicatie bias.

Resultaten en conclusies:
De onderzoekers vonden dat melkeiwittensupplementen in combinatie met krachttraining geen significant effect hadden op het vetmassa [0.30, 95% BI = -0.25 tot 0.86 kg of het lichaamsgewicht bij ouderen [1.02, 95% BI = -0.01 tot 2.04 kg].

De onderzoekers vonden dat melkeiwittensupplementen in combinatie met krachttraining het vetvrije massa (=spiermasa) bij ouderen significant verhoogde [0.74, 95% BI = 0.30 tot 1.17 kg], met name bij studies met meer dan 55 deelnemers [0.73, 95% BI = 0.30 tot 1.16 kg] en bij studies met deelnemers met ouderdomsgerelateerde medische aandoeningen [1.60, 95% BI = 0.92 tot 2.28 kg].

De onderzoekers concludeerden dat melkeiwittensupplementen in combinatie met krachttraining het vetvrije massa (=spiermasa) bij ouderen (≥ 60 jaar) verhoogde.

Oorspronkelijke titel:
Effects of Milk Proteins Supplementation in Older Adults Undergoing Resistance Training: A Meta-Analysis of Randomized Control Trials by Hidayat K, Chen GC, […], Qin LQ.

Link:
https://www.ncbi.nlm.nih.gov/pubmed/29380851

Extra informatie van El Mondo:
Lees hier meer over sportvoeding, krachttraining, ouderdom en eiwitten.

Mensen met suikerziekte type 2 hebben baat bij lage GI-diëten

Afbeelding

Onderzoeksvraag:
De toenemende prevalentie van diabetes in het Verenigd Koninkrijk en wereldwijd vraagt om nieuwe benaderingen voor het beheer ervan en diëten met een lage glycemische index (lage GI-diëten) worden gezien als een manier om de glucoseschommelingen te beheersen. Echter, er zijn tegenstrijdige resultaten wat betreft hun effectiviteit. Bovendien blijft de impact van lage-glycemische indexdiëten en hun langdurig gebruik bij patiënten met suikerziekte type 2 onduidelijk. Daarom werd dit overzichtsartikel uitgevoerd.

Hebben mensen met suikerziekte type 2 baat bij lage-glycemische indexdiëten oftewel lage GI-diëten?

Studieopzet:
Dit overzichtsartikel bevatte 6 RCT’s.

Resultaten en conclusies:
De onderzoekers vonden in 2 RCT’s dat een laag GI-dieet het HbA1c-gehalte van mensen met suikerziekte type 2 significant verbeterde [p 0.05]. 

De onderzoekers vonden in 4 RCT’s dat een laag GI-dieet vergeleken met een hoog GI-dieet, het nuchter bloedglucosegehalte van mensen met suikerziekte type 2 significant verbeterde [p 0.05]. 

De onderzoekers concludeerden dat mensen met suikerziekte type 2 baat hadden bij lage-glycemische indexdiëten oftewel lage GI-diëten. Lage GI-diëten verlaagden namelijk zowel het HbA1c-gehalte als het nuchter bloedglucosegehalte.

Oorspronkelijke titel:
The Effect of Dietary Glycaemic Index on Glycaemia in Patients with Type 2 Diabetes: A Systematic Review and Meta-Analysis of Randomized Controlled Trials by Ojo O, Ojo OO, [...], Wang XH.

Link:
https://www.ncbi.nlm.nih.gov/pmc/articles/PMC5872791/

Extra informatie van El Mondo:
Vind hier meer studies over suikerziekte en GI-dieet.

Een laag GI-dieet is een dieet met veel lage GI-producten/maaltijden.
Lage GI-producten/maaltijden zijn producten/maaltijden met een GI-getal van mamimaal 55.
Praktisch gezien, bevatten lage GI-producten/maaltijden minimaal 1.5 gram vezels per 100 kcal. Deze producten en maaltijden bevatten minimaal 1.5 gram vezels per 100 kcal.
 

Vitamine K-supplementen verlagen niet suikerziekte type 2

Afbeelding

Onderzoeksvraag:
Verbetert het slikken van vitamine K-supplementen de glycemische controle bij gezonde personen?

Studieopzet:
Dit overzichtsartikel bevatte 5 RCT’s met in totaal 533 deelnemers.
Er was geen publicatie bias.

Resultaten en conclusies:
De onderzoekers vonden dat het slikken van vitamine K-supplementen geen positieve effecten hadden op zowel:
-het nuchter glucosegehalte [-0.91 mg/dL, 95% BI = -2.57 tot 0.76, p = 0.28];
-het nuchter insulinegehalte [-0.35 μIU/mL, 95% BI = -1.70 tot 1.00, p = 0.61];
-de HOMA-IR waarde [-0.06, 95% BI = -0.32 tot -0.19, p = 0.63];
-het 2-h OGTT [-4.00 mg/dL, 95% BI = -20.00, tot 11.99, p = 0.62].
Deze resultaten bleven ook gehandhaafd (=gelijk) in de sensitiviteitsanalyse.

De onderzoekers concludeerden dat het slikken van vitamine K-supplementen de glycemische controle bij gezonde personen niet verbeterde of anders gezegd, het slikken van vitamine K-supplementen verlaagde niet de kans op het krijgen van suikerziekte type 2 bij gezonde personen.

Oorspronkelijke titel:
Effect of Vitamin K Supplementation on Glycemic Control: A Systematic Review and Meta-Analysis of Clinical Trials by Shahdadian F, Mohammadi H and Rouhani M.

Link:
https://www.ncbi.nlm.nih.gov/pubmed/29523009

Extra informatie van El Mondo:
Vind hier meer studies over suikerziekte en vitamine K.

 

3 gram L-carnitinesupplementen verlagen het leptinegehalte van suikerpatiënten

Afbeelding

3 gram L-carnitinesupplementen verlagen het leptinegehalte van suikerpatiënten
Onderzoeksvraag:
Het effect van L-carnitine supplementen op het leptinegehalte in het bloed is inconsistent. Daarom werd dit overzichtsartikel uitgevoerd.

Verlaagt het slikken van L-carnitinesupplementen het serum leptinegehalte?

Studieopzet:
Dit overzichtsartikel bevatte 7 RCT’s met in totaal 325 mensen in de groep met L-carnitinesupplementen en 330 in de controlegroep (groep zonder L-carnitinesupplementen).

De heterogeniteit tussen de studies werd veroorzaakt door de dosering van L-carnitinesupplementen [ 2 g: I2 = 00.0%, p = 0.408] en de studiepopulatie [suikerziekte: I2 = 46.7%, p = 0.153 en geen suikerziekte: I2 = 15.1%, p = 0.317].

Resultaten en conclusies:
De onderzoekers vonden dat het slikken van L-carnitinesupplementen geen effect had op het serum leptinegehalte [WMD = -0.565 ng/mL, 95% BI = -2.417 tot 1.287, p = 0.550, I2  =  84.3%, p  0.0001].

De onderzoekers vonden in de subgroepenanalyse (om meer informatie te krijgen) dat het slikken van minstens 3 gram L-carnitinesupplementen per dag, het serum leptinegehalte significant met 2.742 ng/mL [WMD = -2.742 ng/mL, 95% BI = -3.039 tot -2.444, p  0.001] verlaagde. Significant wil zeggen, er is een verband bij een 95% betrouwbaarheid.

De onderzoekers vonden in de subgroepenanalyse (om meer informatie te krijgen) dat het slikken van L-carnitinesupplementen, het serum leptinegehalte van suikerpatiënten significant met 2.946 ng/mL [WMD = 2.946 ng/mL, 95% BI = -3.254 tot -2.638, p  0.001] verlaagde.

De onderzoekers vonden in de subgroepenanalyse (om meer informatie te krijgen) dat het slikken van L-carnitinesupplementen gedurende maximaal 12 weken, het serum leptinegehalte significant met 2.772 ng/mL [WMD = 2.772 ng/mL, 95% BI = -3.073 tot -2.471, p  0.001] verlaagde.

De onderzoekers concludeerden dat het slikken van minstens 3 gram L-carnitinesupplementen per dag gedurende maximaal 12 weken, het serum leptinegehalte van suikerpatiënten verlaagde.

Oorspronkelijke titel:
The effect of L-carnitine supplementation on serum leptin concentrations: a systematic review and meta-analysis of randomized controlled trials by Nazary-Vannani A, Ghaedi E, […], Varkaneh HK.

Link:
https://www.ncbi.nlm.nih.gov/pubmed/29453657

Extra informatie van El Mondo:
Vind hier meer studies over suikerziekte en L-carnitine.

Het leptinegehalte in het bloed wordt gemeten om te weten hoeveel leptine in het lichaam is. Het leptinegehalte in het bloed kan gemeten worden in het serum of in het plasma van het bloed.
Het bloedserum is de vloeistof die overblijft als men bloed laat stollen en het stolsel centrifugeert (=verwijdert).
Het bloedplasma is het vloeibare gedeelte van het bloed, zonder de bloedcellen en de bloedplaatjes.

Olijfolie verhoogt sneller het HDL cholesterolgehalte dan andere plantaardige oliën

Afbeelding

Onderzoeksvraag:
Is er een verband tussen het eten van olijfolie en andere plantaardige oliën en het cholestterolgehalte en het triglyceridengehalte?

Studieopzet:
Dit overzichtsartikel bevatte 27 RCTs met in totaal 1089 deelnemers.

Resultaten en conclusies:
De onderzoekers vonden dat de stijging van het HDL-cholesterolgehalte (goed cholesterol) hoger was voor olijfolie dan voor andere plantaardige oliën. Deze verhoging was bovendien significant [WMD = 1.37 mg/dL, 95% BI = 0.4-2.36].

De onderzoekers vonden dat de daling van het totale cholesterolgehalte kleiner was voor olijfolie dan voor andere plantaardige oliën. Deze daling was bovendien significant [WMD = 16.27 mg/dL, 95% BI = 2.8-10.6].

De onderzoekers vonden dat de daling van het LDL-cholesterolgehalte (slecht cholesterol) lager was voor olijfolie dan voor andere plantaardige oliën. Deze daling was bovendien significant [WMD = 4.2 mg/dL, 95% BI = 1.4-7.01].

De onderzoekers vonden dat de daling van het triglyceridengehalte lager was voor olijfolie dan voor andere plantaardige oliën. Deze daling was bovendien significant [WMD = 4.31 mg/dL, 95% BI = 0.5-8.12].

De onderzoekers concludeerden dat olijfolie het HDL cholesterolgehalte sneller deed stijgen dan andere plantaardige oliën. Echter, andere plantaardige oliën verlaagden het totale en LDL-cholesterolgehalte en triglyceridengehalte sneller dan olijfolie.

Oorspronkelijke titel:
Comparison of blood lipid-lowering effects of olive oil and other plant oils: A systematic review and meta-analysis of 27 randomized placebo-controlled clinical trials by Ghobadi S, Hassanzadeh-Rostami Z, […], Faghih S.

Link:
https://www.ncbi.nlm.nih.gov/pubmed/29420053

Extra informatie van El Mondo:
Vind hier meer studies over het verlagen van het cholesterolgehalte.

Vitamine D-gehalte tussen 25 en 35 ng/mL verlaagt ziekte van Alzheimer

Afbeelding

Onderzoeksvraag:
Is er een dosisafhankelijk verband tussen het vitamine D-gehalte in het bloed en de kans op het krijgen van dementie en de ziekte van Alzheimer?
 

Studieopzet:
Dit overzichtsartikel bevatte 7 prospectieve cohort studies en 1 retrospectieve cohort studie met 1953 mensen met dementie en 1607 mensen met de ziekte van Alzheimer onder 28354 deelnemers.

Resultaten en conclusies:
De onderzoekers vonden geen verband tussen het vitamine D-gehalte tussen 10 en 20 ng/mL en de kans op het krijgen van dementie [HR = 1.09, 95% BI = 0.95 tot 1.24].
Geen verband want HR van 1 zat in de 95% BI van 0.95 tot 1.24. HR van 1 betekent geen verband/risico.

De onderzoekers vonden geen verband tussen het vitamine D-gehalte tussen 10 en 20 ng/mL en de kans op het krijgen van de ziekte van Alzheimer [HR = 1.19, 95% BI = 0.96 tot 1.41].

De onderzoekers vonden dat het vitamine D-gehalte lager dan 10 ng/mL, de kans op het krijgen van dementie significant met 33% [HR = 1.33, 95% BI = 1.08 tot 1.58] verhoogde.
Significant want HR van 1 zat niet in de 95% BI van 1.08 tot 1.58. HR van 1 betekent geen verband/risico.

De onderzoekers vonden geen verband tussen het vitamine D-gehalte lager dan 10 ng/mL en de kans op het krijgen van de ziekte van Alzheimer [HR = 1.31, 95% BI = 0.98 tot 1.65]

De onderzoekers vonden dat het vitamine D-gehalte van 25 ng/mL, de kans op het krijgen van dementie significant verlaagde.

De onderzoekers vonden dat het vitamine D-gehalte tussen 25 en 35 ng/mL, de kans op het krijgen van de ziekte van Alzheimer significant verlaagde.

De onderzoekers concludeerden dat het vitamine D-gehalte tussen 25 en 35 ng/mL, de kans op het krijgen van dementie en de ziekte van Alzheimer verlaagde.

Oorspronkelijke titel:
Vitamin D status and risk of dementia and Alzheimer's disease: A meta-analysis of dose-response by Jayedi A, Rashidy-Pour A and Shab-Bidar S.

Link:
https://www.ncbi.nlm.nih.gov/pubmed/29447107

Extra informatie van El Mondo:
Vind hier meer studies over cohort/patiënt-controle studies, dementie en vitamine D.
 

1 portie gevogelte per week verlaagt een beroerte onder vrouwen

Afbeelding

Onderzoeksvraag:
Verlaagt het eten van gevogelte de kans op het krijgen van een beroerte?

Studieopzet:
Dit overzichtsartikel bevatte 7 prospectieve cohort studies met in totaal 354718 deelnemers. 

Resultaten en conclusies:
De onderzoekers vonden in gepoolde analyse dat het eten van veel gevogelte vergeleken met weinig, de kans op het krijgen van een beroerte niet significant met 8% [RR = 0.92, 95% BI = 0.82-1.03, I2 = 19.8%, p = 0.28] verlaagde.
Niet significant wil zeggen, er kan niet met 95% betrouwbaarheid gezegd worden dat het eten van veel gevogelte de kans op het krijgen van een beroerte werkelijk met 8% verlaagde.

De onderzoekers vonden in de subgroepenanalyse dat het eten van veel gevogelte vergeleken met weinig, de kans op het krijgen van een beroerte onder Amerikanen significant met 14% [RR = 0.86, 95% BI = 0.77-0.95, I2 = 0.0%, p = 0.38] verlaagde.
Significant wil zeggen, er is een verband bij een 95% betrouwbaarheid.

De onderzoekers vonden in de subgroepenanalyse dat het eten van veel gevogelte vergeleken met weinig, de kans op het krijgen van een beroerte onder vrouwen significant met 17% [RR = 0.83, 95% BI = 0.72-0.93, I2 = 0.0%, p = 0.63] verlaagde.
Significant omdat RR van 1 niet in de 95% BI van 0.72 tot 0.93 zat. RR van 1 wil zeggen, er is geen verband/risico.

De onderzoekers vonden in de subgroepenanalyse geen verband tussen het eten van veel gevogelte en het krijgen van een herseninfarct of ischemische beroerte [RR = 0.91, 95% BI = 0.79-1.02, I2 = 0.0%, p = 0.93].

De onderzoekers vonden in de subgroepenanalyse geen verband tussen het eten van veel gevogelte en het krijgen een hersenbloeding of hemorragische beroerte [RR = 0.82, 95% BI = 0.59-1.04, I2 = 20.5%, p = 0.28].

De onderzoekers vonden geen verband tussen elke verhoging met 1 portie gevogelte per week en de kans op het krijgen van een beroerte [RR = 1.00, 95% BI = 0.96-1.03, I2 = 69.0%, p = 0.004].

De onderzoekers vonden in de dosisafhankelijke analyse dat het verlaagde risico op het krijgen van een beroerte bij maximaal 1 portie gevogelte per week lag.

De onderzoekers concludeerden dat het eten van 1 portie gevogelte per week, de kans op het krijgen van een beroerte, met name onder Amerikanen en vrouwen verlaagde.

Oorspronkelijke titel:
Dietary poultry intake and the risk of stroke: A dose-response meta-analysis of prospective cohort studies by Mohammadi H, Jayedi A, […], Shab-Bidar S.

Link:
https://www.ncbi.nlm.nih.gov/pubmed/29460808

Extra informatie van El Mondo:
Vind hier meer studies over het verlagen van een beroerte en vleesconsumptie.

1 portie gevogelte komt overeen met 100 gram. Gevogelte zijn:  

  •  kalkoen
  • eend
  • duif
  • gans
  • struisvogel
  • emoe
  • parelhoen
  • fazant
  • patrijs
  • kwartel